Een Land Van Vuur . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Land Van Vuur - Морган Райс страница 8
Thors moeder deed een stap naar voren en knuffelde hem, en hij knuffelde haar terug. Het voelde zo goed om haar vast te houden, om te weten dat hij een moeder had, een echte moeder, een moeder die bestond. Terwijl hij haar vasthield, voelde hij hoe hij gevuld werd met liefde, en het hield hem op de been. Hij voelde zich herboren. Hij kon alles aan.
Thor liet haar los en keek in haar ogen. Het waren zijn ogen, zijn grijze ogen.
Ze legde haar handen tegen zijn slapen, leunde naar voren en kuste zijn voorhoofd. Thor sloot zijn ogen en wenste dat het moment nooit voorbij zou gaan.
Ineens voelde Thor een koel briesje langs zijn armen glijden. Hij hoorde het geluid van de brekende golven, voelde de vochtige oceaanlucht. Hij deed zijn ogen open en keek verrast om zich heen.
Tot zijn verbazing was zijn moeder verdwenen. Haar kasteel was verdwenen. De klif was verdwenen. Hij keek om zich heen en zag dat hij op het vuurrode strand stond dat bij de ingang naar het Land van de Druïden lag. Hij was op de één of andere manier het land uit gekomen. En hij was helemaal alleen.
Zijn moeder was verdwenen.
Thor keek naar zijn pols, naar zijn nieuwe gouden armband met de zwarte diamant in het midden, en hij voelde zich anders. Hij voelde dat zijn moeder bij hem was, hij voelde haar liefde, en hij voelde zich in staat om de wereld te veroveren. Hij voelde zich sterker dan ooit tevoren. Hij voelde zich klaar om het tegen elke vijand op te nemen en zijn vrouw en kind te redden.
Thor hoorde een spinnend geluid, en toen hij omkeek zag hij tot zijn grote blijdschap Mycoples zitten, niet al te ver bij hem vandaan. Ze spinde, hief langzaam haar grote vleugels en liep naar hem toe. Thor voelde dat Mycoples er ook klaar voor was.
Terwijl ze naar hem toe liep, zag Thor ineens iets op het strand liggen, iets dat onder Mycoples had gelegen. Het was wit, groot en rond. Thor zag dat het een ei was.
Het ei van een draak.
Mycoples keek Thor aan, en Thor keek geschokt terug. Mycoples keek verdrietig naar het ei. Ze wilde het niet achterlaten maar wist dat het moest. Thor staarde verwonderd naar het ei, en vroeg zich af wat voor draak er zou voortkomen uit Mycoples en Ralibar. Hij had het gevoel dat het de meest geweldige draak ter wereld zou worden.
Thor klom op Mycoples’ rug, en ze wierpen een laatste plek op het Land van de Druïden, de mysterieuze plek die Thor had verwelkomt en hem had uitgezet. Het was een plek waar Thor zich over verwonderde, een plek die hij nooit helemaal zou begrijpen.
Thor draaide zich om en keek naar de grote oceaan die voor hen lag.
“Het is tijd voor oorlog, mijn vriendin,” zei Thor zelfverzekerd. Het was de stem van een man, een krijger, een aanstaande Koning.
Mycoples krijste, klapperde met haar grote vleugels, en ze gingen de lucht in, de oceaan over, op weg naar Guwayne, Gwendolyn, Romulus, zijn draken, en de strijd van Thors leven.
HOOFDSTUK VIER
Romulus stond op de boeg van zijn schip. Hij voer voor de vloot uit, duizenden schepen uit het Rijk achter hem, en hij keek tevreden uit naar de horizon. Hoog in de lucht vocht zijn groep draken tegen Ralibar. Hun gekrijs vulde de lucht. Romulus greep de reling stevig vast en duwde zijn vingernagels in het hout terwijl hij zag hoe zijn beesten Ralibar aanvielen en met hem de zee in stortten.
Toen hij zijn draken uit de zee omhoog zag schieten en er van Ralibar geen teken te bekennen was, schreeuwde Romulus het uit van vreugde en hij kneep zo hard in de reling dat die versplinterde. Romulus hief zijn handen boven zijn hoofd en voelde een kracht in zijn handpalmen branden.
“Ga, mijn draken,” fluisterde hij met lichtgevende ogen. “Ga.”
Hij had de woorden nauwelijks uitgesproken of zijn draken hadden hun zinnen al op de Hoge Eilanden gezet; ze stormden krijsend naar voren. Romulus kon voelen hoe hij hen stuurde. Hij was onoverwinnelijk, in staat om het hele universum te controleren. Zijn maancyclus was tenslotte nog steeds niet geëindigd. Zijn tijd van macht zou spoedig voorbij zijn, maar voor nu kon niets in de wereld hem stoppen.
Romulus’ ogen lichtten op terwijl hij de draken naar de Hoge Eilanden zag vliegen. In de verte zag hij mannen en vrouwen en kinderen schreeuwen en rennen voor hun levens. Hij keek verrukt toe hoe de vlammen naar beneden rolden en de mensen levend werden verbrand en het hele eiland werd verzwolgen door een enorme bal van vlammen en verwoesting. Hij genoot ervan om toe te kijken hoe alles werd verwoest, net zoals hij ervan had genoten toen de Ring werd verwoest.
Gwendolyn was erin geslaagd hem te ontvluchten—maar deze keer kon ze nergens meer heen. Eindelijk zou de laatste MacGil voorgoed verpletterd worden. Eindelijk zou er geen hoek in het universum meer over zijn waar men niet door hem onderdrukt werd.
Romulus wierp een blik over zijn schouders naar zijn duizenden schepen. Zijn immense vloot vulde de horizon. Hij haalde diep adem en gooide zijn hoofd achterover, spreidde zijn armen, en schreeuwde. Overwinning.
HOOFDSTUK VIJF
Gwendolyn stond in de spelonkachtige stenen kelder, opeengepakt met tientallen van haar mensen, en luisterde naar de aardbeving en vlammenzee die boven de grond woedde. Ze kromp bij elk geluid in elkaar. De aarde beefde soms zo hard dat ze struikelden en vielen, terwijl buiten enorme stukken puin naar beneden vielen, als speeltjes van de draken. Het geluid galmde onophoudelijk in Gwens hoofd. Het klonk alsof de hele wereld werd verwoest.
De hitte werd steeds intenser terwijl de draken keer op keer vuur spuwden naar de stalen deuren, alsof ze wisten dat ze zich daaronder hadden verborgen. Gelukkig werden de vlammen tegengehouden door het staal, maar er kwam zwarte rook door de kieren heen, wat het ademhalen bemoeilijkte en hen allemaal deed hoesten.
Er klonk het afschuwelijk geluid van steen tegen staal, en Gwen zag de stalen deuren boven haar hoofd buigen en trillen. Ze gaven bijna mee. De draken wisten duidelijk dat ze hier beneden zaten, en ze deden hun uiterste best om naar binnen te komen.
“Hoe lang zullen de deuren het houden?” vroeg Gwen aan Matus, die vlak bij haar stond.
“Ik weet het niet,” antwoordde Matus. “Mijn vader heeft deze ondergrondse kelder gebouwd om aanvallen te doorstaan van vijandelijke troepen—niet van draken. Ik denk niet dat ze het erg lang zullen houden.”
Gwendolyn voelde de dood steeds dichterbij komen terwijl de ruimte steeds heter werd. Ze had het gevoel alsof ze op een verschroeide aarde stond. Het werd steeds lastiger om te zien door de rook, en de grond trilde terwijl kleine stukken steen en stof op haar hoofd terecht kwamen.
Gwen keek om zich heen. Ze zag de angstige gezichten in de ruimte, en ze begon zich af te vragen of ze niet hadden getekend voor een langzame, pijnlijke dood door zich hier beneden terug te trekken. Misschien waren de mensen die boven meteen waren gestorven wel degenen die geluk hadden gehad.
Ineens vlogen de draken ergens anders heen. Gwen was verrast en vroeg zich af wat ze van plan waren. Enkele momenten later hoorde ze een oorverdovende klap, en de grond trilde zo hevig dat iedereen in de ruimte viel. De klap werd gevolgd door twee bevingen, als een aardverschuiving.
“Tirus’ fort,” zei Kendrick, die naast haar kwam staan. “Ze moeten het vernietigd hebben.”