Een Droom Van Stervelingen . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Droom Van Stervelingen - Морган Райс страница 3
“Alsjeblieft,” zei Gwen, “meer.”
In plaats daarvan goot het wezen wat water over haar gezicht en ogen, het koude water voelde zo verfrissend terwijl het langs haar hete huid liep. Het nam wat van het stof van haar oogleden weg en ze kon ze iets verder openen – genoeg om tenminste te zien wat er gebeurde.
Overal om haar heen zag Gwen meer van deze wezens, tientallen, ze schuifelden over de woestijngrond in hun zwarte mantels en kappen en ze spraken onderling met hun vreemde piepende stemmen. Ze keek ver genoeg om zich heen om te zien dat ze meer lichamen droegen en ze voelde zich enorm opgelucht toen ze de lichamen van Kendrick, Sandara, Aberthol, Brandt, Atme, Illepra, de baby, Steffen, Arliss, verschillende Zilver en Krohn zag – in totaal ongeveer een dozijn. Ze werden allemaal naast haar gesleept en Gwen zag niet of ze levend of dood waren. Op de manier waarop ze allemaal lagen, zo slap, kon ze alleen maar aannemen dat ze dood waren.
Haar hart zakte en Gwen bad tot God dat het niet zo was. Maar ze was pessimistisch. Wie kon het uiteindelijk daar overleefd hebben? Ze was er nog niet eens helemaal zeker van dat zij het had overleefd.
Terwijl ze verder gesleept werd, sloot Gwen haar ogen. En toen ze ze weer opende, besefte ze dat ze in slaap gevallen was. Ze wist niet hoeveel tijd er nog meer was verstreken, maar het was nu laat op de dag, de twee zonnen hingen laag in de lucht. Ze werd nog steeds voortgesleept. Ze vroeg zich af wie deze wezens waren; ze nam aan dat het woestijn nomaden waren, misschien een stam die op de een of andere manier hier konden overleven. Ze vroeg zich af hoe ze haar hadden gevonden, waar ze haar naartoe brachten. Aan de ene kant was ze zo dankbaar dat ze haar leven hadden gered; aan de andere kant, wie weet waar ze haar naartoe brachten om haar te doden? Om een maaltijd voor de stam te worden?
Hoe dan ook, ze was te zwak en te vermoeid om er iets aan te doen.
Gwen opende haar ogen, ze wist niet hoeveel later, opgeschrokken door een ruisend geluid. Eerst klonk het als een doornstruik die in de verte over de woestijngrond wervelde. Maar toen het geluid harder werd, aanhoudender, wist ze dat het iets anders was. Het klonk als een zandstorm. Een razende, aanhoudende zandstorm.
Toen ze dichterbij kwamen en de mensen die haar droegen zich omdraaiden, keek Gwen om zich heen en had een uitzicht zoals ze nog nooit eerder had. Ze kreeg er een knoop van in haar maag, helemaal toen ze doorhad dat ze dichterbij kwamen. Misschien vijftien meter verderop was een muur van razend zand, hoog in de lucht oprijzend, zo hoog dat ze niet kon zien of er een einde aan kwam. De wind blies er met geweld doorheen, net een constante tornado en het zand draaide gewelddadig door de lucht, zo dik dat ze er niet doorheen kon kijken.
Ze gingen recht op deze muur van razend zand af, het geluid was oorverdovend en ze vroeg zich af waarom. Het leek erop alsof ze een onmiddellijke dood tegemoet gingen.
“Omdraaien!” probeerde Gwen te zeggen.
Maar haar stem was te schor, te zwak om gehoord te worden, helemaal door de wind heen. Ze twijfelde of ze naar haar luisterden, zelfs als ze haar gehoord hadden.
Toen ze de wervelende zandmuur naderden voelde Gwen hoe het zand langs haar huid schraapte. Plotseling kwamen er twee wezens naar haar toe en bedekten haar met een lang, zwaar laken, ze bedekten haar lichaam en haar gezicht. Ze besefte dat ze haar beschermden.
Een moment later zat Gwen midden in een gewelddadige muur van wervelend zand.
Toen ze erin gingen was het geluid zo hard, dat Gwen het gevoel had dat ze doof werd en ze vroeg zich af hoe ze dit konden overleven. Gwen besefte onmiddellijk dat het kleed wat haar bedekte haar redde, het beschermde haar gezicht en huid zodat het niet door de razende zandmuur uiteen werd gescheurd. De nomaden liepen door, hun hoofden laag tegen de zandmuur, zoals ze als vele keren eerder hadden gedaan. Ze trokken haar er doorheen en terwijl het zand overal om haar heen door raasde, vroeg Gwen zich af of er ooit een einde aan zou komen.
Toen kwam er eindelijk stilte. Heerlijke, heerlijke stilte zoals ze nog nooit eerder had gehoord. Twee nomaden haalden het kleed van haar af en Gwen zag dat ze door de zandmuur heen gekomen waren, dat ze aan de andere kant tevoorschijn waren gekomen. Maar aan de andere kant van wat? vroeg ze zich af.
Eindelijk stopte het slepen en toen werden alle vragen van Gwen beantwoord. Ze legden haar voorzichtig neer, en daar lag ze, bewegingloos, omhoogkijkend naar de lucht. Ze knipperde een paar keer en probeerde het uitzicht te bevatten.
Langzaam kwam het uitzicht in beeld. Ze zag een onmogelijke hoge muur van rotsen, honderden meters de wolken inklimmend. De muur strekte zich in alle richtingen uit en verdween in de horizon. Bovenaan deze torenhoge kliffen zag Gwen bolwerken, vestingwerken en, er bovenop, duizenden ridders met harnassen die schitterden in de zon.
Ze begreep het niet. Hoe konden ze hier zijn? vroeg ze zich af. Ridders, midden in de woestijn? Waar hadden ze haar naartoe gebracht?
Plotseling, met een schok wist ze het. Haar hart begon sneller te kloppen toen ze besefte dat ze het gevonden hadden, dat ze het gehaald hadden, helemaal de Grote Woestenij over.
Het bestond uiteindelijk toch.
De Tweede Ring.
HOOFDSTUK TWEE
Engel voelde hoe ze door de lucht viel toen ze naar beneden dook met haar hoofd eerst, naar het razende water van de roerige zee. Ze kon het lichaam van Thorgrin nog steeds onder het water zien, slap en het zonk iedere seconde dieper. Ze wist dat hij binnen enkel seconden dood kon zijn en dat, als ze niet van het schip af was gedoken, hij zeker geen enkele kans had om te overleven.
Ze was vastbesloten hem te redden – zelfs als het haar leven kostte, zelfs als ze samen met hem zou sterven. Ze begreep het niet echt, maar ze voelde een hechte band met Thor, al sinds het moment dat ze elkaar voor het eerst ontmoetten op haar eiland. Hij was de enige die ze ooit had ontmoet die niet bang was voor haar melaatsheid, die haar – ondanks dat – knuffelde, die naar haar keek als een normaal persoon, en die zich nog geen enkele keer van haar had teruggetrokken. Ze had het gevoel alsof ze hem iets schuldig was, ze voelde een intense loyaliteit jegens hem en ze zou haar leven voor hem opofferen, wat de prijs ook was.
Engel voelde hoe haar huid door het ijskoude water doorboord werd toen ze onderdook. Het voelde als een miljoen dolken die haar huid doorboorden. Het was zo koud dat ze schrok en ze hield haar adem in toen ze onderdook, dieper en dieper. Ze opende haar ogen in het duistere water en zocht naar Thorgrin. Ze kon hem amper in de duisternis zien, hij zonk dieper en dieper, en ze schopte hard, telkens weer, en met gebruik van haar neerwaarts kracht kreeg ze net zijn mouw te pakken.
Hij was zwaarder dan ze dacht. Ze sloeg haar beide armen om hem heen, draaide zich om en schopte wild. Ze gebruikte al haar kracht om te voorkomen dat ze zonken en in plaats daarvan omhoog stegen. Engel was niet groot en ze was niet sterk, maar ze had tijdens het opgroeien heel snel door dat haar benen sterker waren dan haar bovenlichaam. Haar armen waren zwak van de melaatsheid, maar haar benen waren haar gave, sterker dan die van een man. En ze gebruikte ze nu, schoppend voor haar leven, naar boven zwemmend richting het oppervlak. Als er één ding was wat ze geleerd had tijdens het opgroeien op een eiland, dan was het zwemmen.
Engel schopte zich uit de duistere diepte, hoger en hoger richting het oppervlak. Ze keek omhoog en zag zonlicht door de golven boven haar weerkaatsen.
Kom op! dacht ze Nog maar een paar meter!
Uitgeput