Een Droom Van Stervelingen . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Droom Van Stervelingen - Морган Райс страница 6
Ze keken allemaal naar Erec en hij hield een vinger aan zijn lippen, wenkend dat ze stil moesten zijn. Erec zag dat de bewakers niets in de gaten hadden. Ze stonden allemaal bij de reling met hun rug naar ze toe, onderling grapjes makend en de nacht in kijkend. Natuurlijk was geen van hen op hun hoede.
Erec wenkte naar Strom en de anderen dat ze hem moesten volgen en stilletjes, met Erec aan de leiding, kropen ze allemaal naar voren, richting de bewakers.
“Nu!” beviel Erec.
Hij barstte in een sprint los en ze deden allemaal hetzelfde, als één snelden ze voorwaarts totdat ze de bewakers bereikten. Toen ze dichterbij kwamen draaide enkele bewakers zich om, gealarmeerd door het krakende hout op het dek en trokken hun zwaarden.
Maar Erec en de anderen, allemaal geharde krijgers, allemaal wanhopig voor die ene kans op overleven, waren ze voor, ze bewogen te snel door de nacht. Strom sprong boven op één en greep zijn pols voordat hij een zwaai kon maken; Erec greep naar de riem van de man, trok zijn dolk en sneed zijn keel door terwijl Strom het zwaard afpakte. Ondanks al hun verschillen, werkten de twee broers naadloos samen, zoals altijd, vechtend als één.
Erec’s mannen pakten allemaal wapens van de bewakers en doodden ze met hun eigen zwaarden en dolken. Andere mannen grepen simpelweg de bewakers die te langzaam waren, gooiden ze over de reling, gillend, en stuurden ze in de zee.
Erec keek naar zijn andere schepen en zag dat zijn mannen links en rechts bewakers doodden.
“Laat de ankers gaan!” commandeerde Erec.
Overal op zijn schepen hakten zijn mannen de touwen door en als snel kreeg Erec het vertrouwde gevoel van het schommelende schip onder hem. Eindelijk, ze waren vrij.
Er klonken hoorns, geschreeuw weerklonk en fakkels werden op alle schepen aangestoken terwijl de grotere Keizerlijke vloot tenslotte doorhad wat er gebeurde. Erec draaide zich om en keek naar de blokkade van schepen die hun weg naar de open zee versperde en hij wist dat het gevecht van zijn leven voor zich lag.
Maar het kon hem niets meer schelen. Zijn mannen waren in leven. Ze waren vrij. Nu hadden ze een kans.
En nu, dit keer, zouden ze vechtend ten onder gaan.
HOOFDSTUK VIER
Darius voelde hoe zijn gezicht met bloed bespat werd, hij draaide zich om en zag hoe een tiental van zijn mannen door een Keizerlijk soldaat op een enorme zwart paard neergeslagen werden. De soldaat zwaaide met een zwaard die groter was dan Darius ooit gezien had en met één enkele slag hakte hij twaalf hoofden af.
Darius hoorde overal om hem heen geroep klinken en hij zag overal dat zijn mannen neergeslagen werden. Het was onwerkelijk. Ze zwaaiden met grote slagen en zijn mannen vielen met tientallen tegelijk neer, toen met honderdtallen – toen met duizendtallen.
Darius stond plotseling op een voetstuk en zover als hij kon zien lagen er duizenden lijken. Al zijn mannen, dood opgestapeld binnen de muren van Volusia. Er was niemand over. Geen enkele man.
Darius liet een grote kreet van smart uit, van hulpeloosheid, terwijl hij voelde hoe hij van achteren door de Keizerlijke soldaten vastgegrepen en weggesleept werd, schreeuwend, de duisternis in.
Darius schrok wakker, happend naar lucht en om zich heen slaand. Hij keek om zich heen, probeerde te begrijpen wat er net gebeurd was, wat echt was en wat een droom was. Hij hoorde het ruisen van ketens en zijn ogen pasten zich in het duister aan, het drong tot hem door waar het geluid vandaan kwam. Hij keek naar beneden om te zien dat zijn enkels met zware ketens geboeid waren. Hij voelde de pijn over zijn hele lichaam, de steken van verse wonden en hij zag dat zijn lichaam onder de wonden zat met overal opgedroogd bloed. Iedere beweging deed pijn en hij had het gevoel alsof hij door een miljoen mannen was toegetakeld. Eén van zijn ogen was opgezwollen en zat bijna dicht.
Langzaam draaide Darius zich om en nam zijn omgeving in zich op. Aan de ene kant was hij opgelucht dat het allemaal alleen maar een droom was – maar toen hij het langzaam tot zich door liet dringen, kwam de pijn terug. Het was een droom en toch zat er heel veel waarheid in. Hij kreeg flashbacks van zijn strijd tegen het Keizerrijk binnen de poorten van Volusia. Hij herinnerde zich de hinderlaag, de poorten die dicht gingen, de troepen die ze omsingelden – al zijn mannen afgeslacht. Het verraad.
Hij worstelde om het allemaal terug te laten komen en het laatste wat hij zich herinnerde, na verschillende Keizerlijke soldaten gedood te hebben, was de klap van het botte eind van een bijl tegen de zijkant van zijn hoofd.
Darius reikte omhoog, ketens ratelden en hij voelde een grote snee aan de zijkant van zijn hoofd, helemaal tot aan de zwelling van zijn oog. Dat was geen droom. Dat was echt.
Terwijl het allemaal terug kwam werd Darius overspoeld met angst, met spijt. Zijn mannen, al de mensen die hij liefhad, waren gedood. Allemaal om hem.
Hij keek als een krankzinnige om zich heen in de schemering, hij keek naar enig teken van één van zijn mannen, naar enig teken van overlevenden. Misschien hadden veel het overleefd en waren, net als hem, gevangen genomen.
“Schuif op!” klonk een hard bevel in de duisternis.
Darius voelde hoe hij door ruwe handen onder zijn armen werd opgetild, op zijn voeten werd gesleept en toen hoe een laars hem in zijn rug schopte.
Hij gromde van pijn toen hij met ratelende ketenen naar voren struikelde, hij voelde hoe hij tegen een jongen voor hem aan viel. De jongen reikte naar achteren en stootte zijn elleboog in het gezicht van Darius, waardoor hij achteruit struikelde.
“Raak me niet nog eens aan,” snauwde de jongen.
Een wanhopig uitziende jongen staarde terug, net als hem geketend. En Darius had door dat hij in beide richtingen aan een lange rij van jongens vastgeketend zat, lange schakels van zwaar ijzer koppelden hun polsen en enkels aan elkaar en ze werden allemaal een donkere stenen tunnel in gedreven. Keizerlijke opzieners schopten en stootten ze.
Darius bekeek de gezichten zo goed als hij kon, maar hij herkende niemand.
“Darius!” fluisterde een dringende stem. “Stort nu niet in! Ze zullen je doden!”
Darius’ hart maakte een sprongetje toen hij een bekende stem hoorde en achteraan de lijn zag hij een paar mannen. Desmond, Raj, Kaz en Luzi, zijn oude vrienden, alle vier geketend, allemaal zagen ze, net als hem, eruit alsof ze flink geslagen waren. Ze keken allemaal opgelucht naar hem, duidelijk blij om te zien dat hij in leven was.
“Spreek nog een keer,” ziedde een opziener naar Raj, “en ik ruk je tong eruit.”
Zo opgelucht als Darius was om zijn vrienden te zien, hij dacht wel aan al die anderen die samen met hem gevochten hadden, die hem de straten van Volusia in gevolgd waren.
De opziener liep verder langs de rij en toen hij buiten zicht was draaide Darius zich om en fluisterde terug.
“Hoe zit het met de anderen? Heeft iemand anders het overleefd?”
Hij bad heimelijk dat honderden van zijn mannen het gehaald hadden, dat zij ergens wachtten, misschien gevangen.
“Nee,” klonk het beslissend antwoord vanachter