Soldaat, Broeder, Tovenaar . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Soldaat, Broeder, Tovenaar - Морган Райс страница 9
De gedachte aan zijn echtgenote deed Thanos huiveren. Hij was hierheen gekomen om haar te redden, en kijk wat er van hem terecht was gekomen. Als hij hier niet was geweest was de situatie misschien anders geweest. Misschien hadden de wachters dan beseft dat Lucious degene was die de koning had vermoord. Misschien zouden ze dan wel gehandeld hebben in plaats van te proberen het allemaal onder het tapijt te schuiven.
“Of misschien zouden ze het verzet de schuld hebben gegeven,” zei Thanos, “en had Lucious alsnog een excuus gehad.”
Ook dat kon hij zich wel voorstellen. Hoe erg de situatie ook uit de hand liep, Lucious vond altijd een manier om de schuld bij een ander te leggen. En als Thanos er niet was geweest, had hij nooit kunnen horen hoe zijn vader hem had erkend. Dan zou hij nu niet hebben geweten dat er bewijs lag in Felldust.
Hij zou geen kans hebben gehad om afscheid te nemen, of om zijn vader vast te houden terwijl hij stief.
Hij had nu vooral spijt van het feit dat hij Stephania niet kon zien voor ze hem zouden executeren, en dat hij zichzelf er niet van kon verzekeren dat ze in orde was. Ondanks alles dat ze had gedaan had hij haar nooit in de steek moeten laten op die kade. Het was een zelfzuchtige daad geweest. Hij had alleen maar aan zijn eigen woede en afkeer gedacht. Het had hem zijn echtgenote gekost, en het leven van zijn kind.
Het was een daad die Thanos waarschijnlijk zijn eigen leven zou kosten, gezien het feit dat hij hier alleen zat omdat Stephania vast zat. Als hij haar met zich mee had genomen en haar veilig op Haylon had achtergelaten, zou dit allemaal niet gebeurd zijn.
Thanos wist dat hij nog één ding moest doen voor ze hem zouden executeren. Hij kon niet ontsnappen, hij kon niet hopen om aan zijn lot te ontkomen, maar hij kon wel proberen om dit goed te maken.
Hij wachtte tot de volgende bediende bij hem in de buurt kwam. De eerste waar hij naar gebaarde liep door.
“Alsjeblieft,” riep hij naar de tweede, die over zijn schouder keek alvorens zijn hoofd te schudden en zijn weg te vervolgen.
De derde, een jonge vrouw, stopte.
“We mogen niet met u praten,” zei ze. “Het is ons verboden u voedsel of water te brengen. De koningin wil dat u lijdt voor het feit dat u de koning heeft vermoord.”
“Ik heb hem niet vermoord,” zei Thanos. Hij strekte zijn hand naar haar uit toen ze zich omdraaide. “Ik verwacht niet van je dat je dat gelooft, en ik vraag niet om water. Zou je me houtskool en papier kunnen brengen? Dat kan de koningin niet verboden hebben.”
“Wilt u een boodschap naar het verzet schrijven?” vroeg de vrouw.
Thanos schudde zijn hoofd. “Dat is het niet. Je mag lezen wat ik schrijf als je wil.”
“Ik… ik zal het proberen.” Ze zag eruit alsof ze meer had willen zeggen, maar Thanos zag één van de wachters hun kant op kijken, en het dienstmeisje haastte zich weg.
Wachten was moeilijk. Hoe moest hij nu toekijken hoe de wachters de galg bouwden waaraan hij verhangen zou worden tot hij bijna dood was, of het grote wiel waar ze zijn lichaam na afloop zouden breken? Het was een kleine wreedheid die aangaf dat zelfs als Koningin Athena erin zou slagen om grip op haar zoon te krijgen, het Rijk verre van perfect zou zijn.
Hij dacht nog steeds aan de wreedheden die Lucious en zijn moeder het land zouden kunnen toebrengen toen de dienstmeid terugkwam. Ze had iets onder haar arm. Het was slechts een vel perkament en een klein stukje houtskool, maar ze overhandigde het hem alsof het de sleutel tot zijn vrijheid was.
Thanos pakte het voorzichtig aan. Hij twijfelde er niet aan dat de wachters het hem af zouden nemen, al was het maar om de kans om hem nog meer pijn te doen. Zelfs als er wachter bij waren die niet compleet gecorrumpeerd waren door de wreedheid van het Rijk, ze geloofden nog altijd dat hij een verrader was die alles kreeg wat hij verdiende.
Hij boog zich over het stuk perkament en fluisterde de woorden terwijl hij probeerde te schrijven. Hij probeerde zo nauwkeurig te zijn als hij kon. Hij schreef in piepkleine letters, wetend dat er veel was dat hij moest opschrijven:
Aan mijn liefste echtgenote, Stephania. Tegen de tijd dat je dit leest ben ik al geëxecuteerd. Misschien vind je dat ik het verdiend heb, na de manier waarop ik je heb achtergelaten. Misschien voel je iets van de pijn die ik voel, wetend dat je tot dingen bent gedwongen die je niet wilde.
Thanos probeerde alles dat hij voelde in woorden om te zetten. Het was lastig om het allemaal op papier te krijgen, en de verwarrende chaos van gevoelens die door hem heen joegen te begrijpen:
Ik… hield echt van je, en ik kwam terug naar Delos om je te redden. Het spijt me dat me dat niet is gelukt, ook al weet ik niet zeker of we ooit weer samen hadden kunnen zijn. Ik… weet hoe blij je was toen je erachter kwam dat we een kind zouden krijgen, en ook ik was gevuld met vreugde. Zelfs nu is mijn grootste spijt dat we nooit de zoon of dochter kunnen zien die had kunnen zijn.
Alleen de gedachte al bracht meer pijn met zich mee dan alle klappen van de wachters bij elkaar. Hij had eerder terug moeten komen om Stephania te bevrijden. Hij had haar nooit achter moeten laten.
“Het spijt me,” fluisterde hij, wetend dat er niet genoeg ruimte zou zijn om alles op te schrijven dat hij wilde zeggen. Hij kon zeker niet zijn gevoelens kwijt in een brief die hij door een vreemde zou moeten laten bezorgen. Hij hoopte maar dat het genoeg zou zijn.
Hij had zo veel meer kunnen schrijven, maar dit was waar het om ging. Zijn verdriet over dat alles zo verkeerd was gelopen. Het feit dat er wel degelijk liefde was geweest. Hij hoopte dat het genoeg zou zijn.
Thanos wachtte tot het dienstmeisje weer in de buurt was, en strekte zijn arm naar haar uit.
“Kun je dit naar Vrouwe Stephania brengen?” vroeg hij.
Het dienstmeisje schudde haar hoofd. “Het spijt me, dat kan ik niet.”
“Ik weet dat het veel gevraagd is,” zei Thanos. Hij begreep dat het een groot risico was voor haar. “Maar als iemand dit naar haar toe kan brengen nu ze opgesloten zit—”
“Dat is het niet,” zei het dienstmeisje. “Vrouwe Stephania is hier niet. Ze is vertrokken.”
“Vertrokken?” herhaalde Thanos. “Wanneer?”
Het dienstmeisje spreidde haar handen. “Ik weet het niet. Ik hoorde één van haar dienstmeisjes erover praten. Ze ging de stad in, en ze is niet meer teruggekomen.”
Was ze ontsnapt? Was ze er zonder zijn hulp in geslaagd om weg te komen? Haar dienstmeisje had gezegd dat het onmogelijk was, maar had Stephania misschien toch een manier gevonden? Hij kon in elk geval hopen dat het mogelijk was, of niet?
Thanos dacht daar nog steeds over na toen het tot hem doordrong dat de activiteiten rond de galg waren gestaakt. Toen hij ernaar keek zag hij waarom. Hij was af. De wachters stonden ernaast en bewonderden hun constructie. Er hing een strop, die donker afstak tegen de lucht. Vlakbij stonden een draaiwiel en brander. Een enorm rad torende boven alles uit. Er lagen kettingen in, en er lag een enorme hamer naast op de grond.
Hij zag de mensen zich verzamelen nu. Er stonden wachters in een ring langs de rand van de binnenplaats. Ze zagen eruit alsof ze er waren om de orde te bewaren en tegelijkertijd omdat ze Thanos’ dood met eigen ogen wilden zien.