Een Schreeuw Van Eer . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Schreeuw Van Eer - Морган Райс страница 6

Een Schreeuw Van Eer  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

snelste weg was, en ze zou niet aan haar angsten toegeven; ze dwong zichzelf om vlak langs het bungelende lichaam te lopen. Tot haar verassing zag ze de Koninklijke beul, gekleed in zwarte gewaden, die haar de weg versperde.

      Even dacht ze dat hij haar ook zou doden—tot hij boog.

      “Mijn vrouwe,” sprak hij nederig, “er zijn tot dusver nog geen Koninklijke orders gegeven met betrekking tot wat er met het lichaam moet gebeuren. Ik heb nog geen instructies ontvangen over of ik hem een fatsoenlijke begrafenis moet geven, of in het massagraf moet gooien.”

      Gwen stopte, gefrustreerd dat deze last nu op haar schouders viel; Akorth en Fulton stopten vlak naast haar. Ze keek op, haar ogen samengeknepen tegen de zon, naar het lichaam dat slechts enkele meters bij haar vandaan hing. Ze stond op het punt om door te lopen en de man te negeren, toen ze zich ineens bedacht. Ze wilde gerechtigheid voor haar vader.

      “Gooi hem in een massagraf,” zei ze. “Ongemarkeerd. Geef hem geen speciale riten of begrafenis. Ik wil dat zijn naam nooit in de geschiedenisboeken terecht komt.”

      Hij boog zijn hoofd, en ze voelde eindelijk een beetje gerechtigheid. Dit was tenslotte de man die haar vader had gedood. Hoewel ze een hekel had aan gewelddadige uitingen, liet ze geen tranen om Firth. Ze voelde dat haar vaders geest bij haar was, sterker dan ooit, en het voelde wat vrediger.

      “Nog één ding,” voegde ze toe, terwijl ze zich weer tot de beul wendde. “Haal het lichaam nu naar beneden.”

      “Nu, mijn vrouwe?” vroeg de beul. “Maar de koning heeft orders gegeven om het voor onbepaalde tijd te laten hangen.”

      Gwen schudde haar hoofd.

      “Nu,” herhaalde ze. “Dat zijn zijn nieuwe orders,” loog ze.

      De beul boog en haastte zich weg om het lichaam naar beneden te halen.

      Gwen twijfelde er niet aan dat Gareth gedurende de dag uit zijn raam zou kijken—en als hij zou zien dat het lichaam was verdwenen, zou dat een mooie herinnering zijn aan dat de dingen niet altijd zouden gaan zoals hij wilde.

      Gwen wilde net weer doorlopen toen ze een herkenbaar gekrijs hoorde; ze draaide zich om. Daarboven, op de balk, zag ze de valk Estopheles. Ze hield een hand voor haar ogen tegen de felle zon, om zich ervan te verzekeren dat haar ogen haar niet in de maling namen. Estopheles krijste weer en spreidde haar vleugels, waarna ze ze weer sloot.

      Gwen kon voelen dat de vogel de geest van haar vader droeg. Zijn ziel, zo rusteloos, was weer een stapje dichter bij vrede.

      Plotseling kreeg Gwen een idee; ze floot en strekte haar arm uit, en Estopheles vloog naar beneden en landde op haar pols. De vogel was zwaar, en haar klauwen boorden zich in Gwens huid.

      “Ga naar Thor,” fluisterde ze naar de vogel. “Zoek hem op het slagveld. Bescherm hem. GA!” riep ze, terwijl ze haar arm omhoog strekte.

      Ze keek toe hoe Estopheles met haar vleugels klapperde en hoger en hoger de lucht in vloog. Ze bad dat het zou werken. Er was iets heel mysterieus aan die vogel, vooral haar connectie met Thor, en Gwen wist dat alles mogelijk was.

      Gwen vervolgde haar weg door de kronkelende straten richting het huisje van de genezer. Ze passeerden door meerdere gewelfde poorten, de stad uit, en ze ging zo snel als ze kon, biddend dat Godfrey het zou halen.

      De tweede zon stond al laag toen ze een kleine heuvel in de uithoeken van het Koninklijk Hof beklommen en het huisje van de genezeres in het zicht kwam. Het was een simpel huisje met één kamer, witte muren van klei, met een klein raam aan elke kant en een kleine, gewelfde eikenhouten deur aan de voorkant. Aan het dak hingen allerlei gekleurde planten en het huisje werd omgeven door een uitgestrekte kruiden tuin en bloemen in alle kleuren en maten. Het huisje zag eruit alsof het midden in een plantenkas was neergezet.

      Gwen rende naar de deur en klopte meerdere keren aan. De deur ging open, en voor haar verscheen het verschrikte gezicht van de genezeres.

      Illepra. Ze was al haar hele leven genezeres van de Koninklijke familie, en ze kende Gwen al vanaf het moment dat ze kon lopen. En toch zag Illepra er jong uit—sterker nog, ze leek nauwelijks een dag ouder dan Gwen. Haar huid glom, en ze had vriendelijke, groene ogen die haar nauwelijks een jaar ouder dan achttien deden lijken. Gwen wist dat ze behoorlijk wat ouder was dan achttien, wist dat haar verschijning bedrieglijk was, en ze wist ook dat Illepra één van de slimste en meest getalenteerde mensen was die ze ooit had ontmoet.

      Illepra’s blik viel op Godfrey. Ze liet de beleefdheden achterwege terwijl haar ogen zich wijd opensperden. Ze haastte zich langs Gwen naar Godfreys zijde en legde een hand op zijn voorhoofd. Ze fronste.

      “Breng hem naar binnen,” beval ze de twee mannen, “en haast je.”

      Illepra ging weer naar binnen en opende de deur wijder, en ze haastten zich het huisje in. Gwen volgde hen naar binnen en sloot de deur achter hen.

      Het was donker binnen, en het duurde even voor haar ogen aan de duisternis gewend waren; en toen zag ze dat het huisje nog precies zo was als ze zich herinnerde: klein, schoon, en volgestouwd met allerlei soorten planten, kruiden en brouwsels.

      “Leg hem daar neer,” beval Illepra de mannen op een bloedserieuze toon. “Op dat bed, daar in de hoek. Trek zijn shirt en schoenen uit. En verlaat ons.”

      Akorth en Fulton deden wat hen werd opgedragen. Terwijl ze zich de deur uit haastten, greep Gwen Akorths arm.

      “Blijf buiten de wacht houden,” beval ze. “Wie achter Godfrey aan zat kan het nog steeds op hem voorzien hebben. Of op mij.”

      Akorth knikte en hij en Fulton gingen naar buiten. Ze sloten de deur achter zich.

      “Hoe lang is hij al zo?” vroeg Illepra dringend, terwijl ze aan Godfreys zijde knielde en zijn pols, maag en keel voelde.

      “Sinds gisteravond,” antwoordde Gwen.

      “Gisteravond!” herhaalde Illepra, en ze schudde bezorgd haar hoofd. Ze onderzocht hem zwijgend, en haar gezicht betrok.

      “Het ziet er niet goed uit,” zei ze uiteindelijk.

      Ze legde weer een handpalm op zijn voorhoofd. Deze keer sloot ze haar ogen, en ze haalde diep adem. Er viel een zware stilte in de kamer, en Gwen begon haar tijdsbesef te verliezen.

      “Vergif,” fluisterde Illepra uiteindelijk. Ze hield haar ogen gesloten, alsof ze zijn toestand kon uit zijn gedachten kon aflezen.

      Gwen verwonderde zich altijd over haar vaardigheden; ze had het nog nooit bij het verkeerde eind gehad, in ieder geval niet voor zover zij wist. En ze had meer levens gered dan het leger had genomen. Ze vroeg zich af of het een aangeleerde vaardigheid was, of dat ze het geërfd had; Illepra’s moeder was ook een genezeres geweest, en haar moeder voor haar. Maar Illepra had ook elke vrije minuut van haar leven gewijd aan het bestuderen van brouwsels en geneeskunde.

      “Een zeer krachtig vergif,” voegde Illepra toe. Ze klonk zelfverzekerd. “Eén die ik slechts zelden tegenkom. Een zeer duur vergif. Wie hem ook heeft getracht te doden wist wat hij deed. Het is ongelofelijk dat hij niet gestorven is. Deze moet sterker zijn dan we denken.”

      “Dat heeft hij van mijn vader,” zei Gwen. “Hij was zo sterk als een stier. Dat waren alle MacGils.”

      Illepra ging de kamer door en mengde

Скачать книгу