Een Schreeuw Van Eer . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Schreeuw Van Eer - Морган Райс страница 7
Godfrey reageerde niet; Illepra reikte achter zijn hoofd, tilde het iets omhoog en goot de vloeistof in zijn mond. Het meeste liep langs zijn wangen naar beneden, maar een gedeelte ervan slikte hij door.
Illepra depte de vloeistof van zijn mond en kaak, en leunde toen zuchtend achterover.
“Zal hij het overleven?” vroeg Gwen, paniekerig.
“Misschien,” zei ze somber. “Ik heb hem alles gegeven dat ik heb, maar het zal niet genoeg zijn. Zijn leven ligt in de handen van het lot.”
“Wat kan ik doen?” vroeg Gwen.
Ze draaide zich om en staarde Gwen aan.
“Bid voor hem. Het zal een lange nacht worden.”
HOOFDSTUK VIJF
Kendrick had vrijheid—echte vrijheid—nooit echt gewaardeerd. Tot vandaag. De tijd die hij opgesloten in de kerker had doorgebracht, had zijn kijk op het leven veranderd. Nu waardeerde hij alle kleine dingen—het gevoel van de zon, de wind in zijn haar, buiten zijn. Terwijl hij op zijn paard reed en voelde hoe de aarde zich onder hem uitstrekte, hoe hij zijn wapenrusting weer aan had, zijn wapens bij zich had, en samen met zijn broeders de strijd tegemoet reed—het zorgde dat hij zich voelde alsof hij uit een kanon was geschoten. Hij voelde een roekeloosheid die hij nog nooit eerder had gevoeld.
Kendrick galoppeerde, laag over zijn paard gebogen, zijn vriend Atme aan zijn zijde, en hij was zo dankbaar voor de kans om met zijn broeders te mogen vechten. Hij wilde het gevecht niet missen, en was vastberaden om zijn stad van de McClouds te bevrijden—en hen te laten boeten voor de invasie. Hij verlangde naar bloedvergieten, hoewel hij wist dat het ware doelwit van zijn wraakzuchtigheid niet de McClouds waren, maar zijn broer, Gareth. Hij zou hem nooit vergeven voor het feit dat hij hem had laten opsluiten, dat hij hem had beschuldigd van de moord op zijn vader, dat hij hem in het bijzijn van zijn mannen had laten arresteren—en dat hij had getracht hem te executeren. Kendrick wilde wraak nemen op Gareth—maar omdat hij dat niet kon doen, in ieder geval niet vandaag, zou hij zich op de McClouds afreageren.
Als Kendrick zou terugkeren naar het Koninklijk Hof, echter, zou hij de rekening vereffenen. Hij zou doen wat hij kon om zijn broer te laten aftreden en zijn zus Gwendolyn te laten kronen.
Ze naderden de stad. Grote, opbollende zwarte wolken rolden naar hen toe en vulden Kendricks neusgaten met bijtende rook. Het deed hem pijn om een MacGil stad zo te zien. Als zijn vader nog had geleefd, dan zou dit nooit gebeurd zijn; als Gareth hem niet had opgevolgd, dan zou dit ook nooit gebeurd zijn. Het was een schande, een smet op de eer van de MacGils en de Zilveren. Kendrick bad dat het nog niet te laat was om de mensen te redden, dat de McClouds er nog niet al te lang waren, en dat er niet veel mensen gewond of gedood waren.
Hij spoorde zijn paard aan en ging voor de anderen uitrijden terwijl ze aanvielen, als een zwerm bijen, richting de open poort naar de stad. Ze stormden naar binnen en Kendrick trok zijn zwaard, voorbereid om het leger van de McClouds te lijf te gaan. Hij liet een luide strijdkreet uit, evenals alle mannen om hem heen, klaar voor de impact.
Maar terwijl hij door de poort de stoffige stad in draafde, was hij verbijsterd door wat hij zag: niets. Overal om hem heen zag hij tekenen van een invasie—verwoesting, brand, geplunderde huizen, lijken, kruipende vrouwen. De dieren waren gedood en de muren waren besmeurd met bloed. Het was een slachtpartij geweest. De McClouds hadden deze onschuldige mensen verwoest. De gedachte maakte Kendrick misselijk. Het waren lafaards.
Maar wat Kendrick verbaasde was dat de McClouds nergens te bekennen waren. Hij begreep het niet. Het was alsof het gehele leger bewust geëvacueerd was, alsof ze hadden geweten dat ze kwamen. De branden woedden nog hevig, en het was duidelijk dat ze doelbewust waren aangestoken.
Kendrick begon te beseffen dat het allemaal een afleidingsmanoeuvre was. Dat de McClouds het leger van de MacGils hierheen hadden willen lokken.
Maar waarom?
Kendrick draaide zich met een ruk om en keek om zich heen, om te zien of één van zijn mannen miste, of er een contingent naar een andere plek was geleid. Zijn gedachten werden overspoeld door een gevoel, het gevoel dat dit allemaal was opgezet om een deel van zijn mannen apart te krijgen, om hen in een hinderlaag te lokken. Hij keek overal en vroeg zich af wie er miste.
En toen drong het tot hem door. Er miste iemand. Zijn schildknaap.
Thor.
HOOFDSTUK ZES
Thor zat op zijn paard, bovenop de heuvel, de groep met leden van de Krijgsmacht en Krohn naast hem, en keek uit op het verontrustende uitzicht voor hem: zo ver als het oog reikte zag hij troepen van de McClouds, allemaal te paard, een uitgestrekt leger dat hen opwachtte. Ze waren erin geluisd. Forg moest hen hier opzettelijk hebben heen geleidt, moest hen verraden hebben. Maar waarom?
Thor slikte terwijl hij hun vermoedelijke dood in de ogen keek.
Er klonk een luide strijdkreet toen het McCloud leger plotseling aanviel. Ze waren slechts enkele honderden meters bij hen vandaan, en ze naderden snel. Thor wierp een blik over zijn schouder, maar er was geen versterking te bekennen. Ze stonden er alleen voor.
Thor wist dat hij geen keus had dan stand houden, hier op deze kleine heuvel, bij de verlaten toren. Hun kansen waren onmogelijk, en ze zouden met geen mogelijkheid kunnen winnen. Maar als hij ging, dan zou hij dapper gaan en het als een man tegen hen opnemen. Zoveel had hij wel geleerd bij de Krijgsmacht. Vluchten was geen optie; Thor bereidde zich voor op zijn dood.
Thor draaide zich om en keek naar de gezichten van zijn vrienden, en hij zag dat ook zij bleek waren van angst; hij zag de dood in hun ogen. Maar ze bleven moedig. Geen van hen verrekte een spier, hoewel hun paarden onrustig steigerden en er vandoor wilden gaan. Ze hielden ze in. De Krijgsmacht was nu een eenheid. Ze waren meer dan alleen vrienden; de Honderd had van hen een team van broeders gemaakt. Ze zouden elkaar niet in de steek laten. Ze hadden allemaal een gelofte afgelegd, en hun eer stond op het spel. En voor de Krijgsmacht was eer heiliger dan bloed.
“Heren, ik geloof dat we een gevecht tegemoet gaan,” kondigde Reece langzaam aan terwijl hij zijn zwaard trok.
Thor haalde zijn slinger tevoorschijn. Hij wilde zoveel mogelijk van hen uitschakelen voor ze hen zouden bereiken. O’Connor trok zijn korte speer, terwijl Elden zijn werpspeer tevoorschijn haalde; Conval hief zijn werphamer, en Conven zijn pikhouweel. De andere jongens van de Krijgsmacht, de jongens die Thor niet kende, trokken hun zwaarden en hieven hun schilden. Thor kon de angst in de lucht voelen terwijl het gedonder van de paardenhoeven dichterbij kwam en het geluid van de strijdkreten van de McClouds opsteeg, als onweer dat op het punt stond hen te raken. Thor wist dat ze een strategie nodig hadden—maar welke?
Krohn snauwde. Thor haalde inspiratie uit Krohns onverschrokkenheid: hij klaagde nooit, hij keek nooit om. Sterker nog, de haren op zijn rug gingen overeind staan en hij liep langzaam naar voren, alsof hij van plan was het leger alleen te lijf te gaan. Thor wist dat hij in Krohn een ware strijdmakker had