Het Urantia Boek. Urantia Foundation

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Het Urantia Boek - Urantia Foundation страница 113

Автор:
Серия:
Издательство:
Het Urantia Boek - Urantia Foundation

Скачать книгу

van dergelijke combinaties van energieën of krachten ten dele voorspelbaar worden wanneer zij worden onderworpen aan waarneming. Wanneer materie, bewustzijn, en geest door de persoonlijkheid van een geschapen wezen tot eenheid worden gebracht, kunnen wij de beslissingen van een dergelijk wezen met vrije wil niet geheel voorspellen.

      12:6.6 (136.4) Alle fasen van oerkracht, ontluikende geest en andere niet-persoonlijke ultieme fasen blijken te reageren overeenkomstig bepaalde betrekkelijk stabiele doch onbekende wetten, en worden gekenmerkt door een vrijheid van verrichting en een elasticiteit van reactie, die dikwijls verwarrend zijn wanneer men ermee wordt geconfronteerd in de verschijnselen van een bepaalde, op zichzelf staande situatie. Wat is de verklaring voor deze onvoorspelbare vrijheid van reactie die door deze wordende actualiteiten in het universum wordt onthuld? Deze onbekende, ondoorgrondelijke onvoorspelbaarheden — of zij nu betrekking hebben op het gedrag van een oer-eenheid van kracht, of op de reactie van een niet geïdentificeerd bewust-zijnsniveau, of op het verschijnsel van een ontzaglijke voorloper van een universum, die in de gebieden der buiten-ruimte in ontwikkeling is — onthullen waarschijnlijk de activiteiten van de Ultieme en de presentie-verrichtingen van de Absoluten die aan het functioneren van alle Scheppers van universa voorafgaan.

      12:6.7 (136.5) Wij weten het niet zeker, doch wij vermoeden dat deze verbazingwekkende veelzijdigheid en diepgaande coördinatie wijzen op de aanwezigheid en het optreden van de Absoluten en dat zulk een verscheidenheid van respons bij een schijnbaar uniforme veroorzaking, een onthulling is van de reactie van de Absoluten, niet alleen op de rechtstreekse, uit de situatie voortvloeiende veroorzaking, doch ook op alle andere verwante vormen van veroorzaking in het gehele meester-universum.

      12:6.8 (136.6) Individuele mensen hebben hun bestemmingsbehoeders; planeten, stelsels, constellaties, universa en superuniversa hebben alle hun respectieve regeerders die arbeiden voor het welzijn van hun domeinen. Over Havona, en zelfs over het groot universum, wordt gewaakt door degenen aan wie deze hoge verantwoordelijkheid is toevertrouwd. Doch wie zorgt voor, en voorziet in de fundamentele behoeften van, het meester-universum in zijn geheel — van het Paradijs tot en met het vierde, buitenste, ruimteniveau? In existentiële zin berust deze zorg voor het geheel waarschijnlijk bij de Paradijs-Triniteit, maar vanuit een experiëntieel oogpunt is de verschijning van de universa na Havona afhankelijk van:

      12:6.9 (136.7) 1. de Absoluten wat betreft het potentieel;

      12:6.10 (136.8) 2. de Ultieme wat betreft de richting;

      12:6.11 (137.1) 3. de Allerhoogste wat betreft de evolutionaire coördinatie;

      12:6.12 (137.2) 4. de Architecten van het Meester-Universum wat betreft het bestuur vóór het verschijnen van specifieke bestuurders.

      12:6.13 (137.3) Het Ongekwalificeerd Absolute doordringt alle ruimte. De exacte status van het Godheid-Absolute en het Universeel Absolute is ons niet geheel duidelijk, maar wij weten dat het laatste overal functioneert waar het Godheid-Absolute en het Ongekwalificeerd Absolute functioneren. Het Godheid-Absolute is wellicht universeel tegenwoordig, maar nauwelijks ruimtetegenwoordig. De Ultieme is ruimtetegenwoordig, of zal dit eens zijn, tot aan de uiterste grenzen van het vierde ruimteniveau. Wij betwijfelen of de Ultieme ooit een ruimtetegenwoordigheid zal hebben voorbij de buitenzijde van het meester-universum, maar binnen deze begrenzing integreert de Ultieme in toenemende mate de creatieve organisatie van het potentieel van de drie Absoluten.

      12:7.1 (137.4) Door alle tijd en ruimte heen, en met betrekking tot alle werkelijkheid, van welke aard deze ook moge zijn, is er een onverbiddelijke, onpersoonlijke wet van kracht, die gelijk staat aan het functioneren van een kosmische voorzienigheid. Barmhartigheid kenmerkt Gods houding van liefde voor het individu; onpartijdigheid motiveert Gods houding jegens het totaal. De wil van God zegeviert niet noodzakelijkerwijs in het deel — het hart van iedere persoonlijkheid — maar zijn wil regeert daadwerkelijk het geheel, het universum van universa.

      12:7.2 (137.5) In al Gods handelen met al zijn wezens geldt dat zijn wetten niet inherent arbitrair zijn. U, met uw beperkte visie en uw eindige gezichtspunt, moeten de daden van God wel dikwijls dictatoriaal en willekeurig toeschijnen. De wetten van God zijn niet anders dan de gewoonten van God, zijn manier om de dingen steeds weer te doen; en hij doet alle dingen altijd goed. Ge ziet dat God hetzelfde steeds weer op dezelfde manier doet, eenvoudig omdat dit de beste manier is om dat ding in de gegeven omstandigheden te doen; de beste manier is dan ook de juiste manier, en daarom verordent de oneindige wijsheid dat het altijd precies zo, volmaakt gedaan moet worden. Ge dient ook in gedachten te houden dat de natuur niet uitsluitend het handelen van de Godheid is: er zijn ook andere invloeden werkzaam in de verschijnselen die de mens de natuur noemt.

      12:7.3 (137.6) Het is weerzinwekkend voor de goddelijke natuur om enigerlei vorm van achteruitgang te ondergaan of om ooit toe te staan dat een zuiver persoonlijke handeling op een minderwaardige wijze wordt uitgevoerd. Wij moeten hier echter duidelijk zeggen dat indien in de goddelijkheid van een situatie, in uiterste omstandigheden, in enig geval waar de gedragslijn der allerhoogste wijsheid wellicht zou aangeven dat een ander gedrag vereist is — indien de eisen der volmaakt-heid om de een of andere reden een andere, betere methode van reageren zouden voorschrij-ven, de alwijze God dan onmiddellijk op die betere en meer passende wijze zou functioneren. Dit zou dan de uitdrukking zijn van een hogere wet, niet de herziening van een lagere wet.

      12:7.4 (137.7) God is niet een aan gewoonten gebonden slaaf van de chronische herhaling van zijn eigen vrijwillige daden. De wetten van de Oneindige zijn niet met elkaar in strijd; het zijn alle volmaaktheden van de onfeilbare natuur; het zijn alle onbetwistbare daden die foutloze beslissingen uitdrukken. Wetten zijn de onveranderlijke reactie van een oneindig, volmaakt en goddelijk bewustzijn. De daden van God zijn alle gewild, niettegenstaande het feit dat zij schijnbaar altijd hetzelfde zijn. In God ‘is geen verandering of zweem van ommekeer.’ Dit alles echter, wat naar waarheid gezegd kan worden van de Universele Vader, kan niet met even grote zekerheid gezegd worden van al zijn ondergeschikte verstandelijke wezens of van zijn evolutionaire schepselen.

      12:7.5 (137.8) Omdat God onveranderlijk is, kunt ge er in alle normale omstandigheden op rekenen dat hij hetzelfde ding op dezelfde identieke, gewone manier zal doen. God is de verzekering van stabiliteit voor alle geschapen dingen en wezens. Hij is God: daarom verandert hij niet.

      12:7.6 (138.1) En al deze bestendigheid in zijn gedrag en uniformiteit in zijn handelen is persoonlijk, bewust, en in hoge mate gewild, want de grote God is niet een hulpeloze slaaf van zijn eigen volmaaktheid en oneindigheid. God is niet een zelfwerkende automatische kracht; hij is ook niet een slaafs aan wetten gebonden macht. God is geen wiskundige vergelijking of een chemische formule. Hij is een oer-persoonlijkheid met vrije wil. Hij is de Universele Vader, een wezen dat overvloeit van persoonlijkheid en de universele fontein is van alle geschapen persoonlijkheid.

      12:7.7 (138.2) De wil van God zegeviert niet onveranderlijk in het hart der materiële stervelingen die God zoeken, doch indien men het tijdskader ruimer neemt dan het moment en dit het gehele eerste leven doet omvatten, dan wordt Gods wil steeds duidelijker zichtbaar in de geestelijke vruchten die worden voortgebracht in de levens van de door de geest geleide kinderen van God. En wanneer het menselijke leven vervolgens nog ruimer genomen wordt en men het de morontia-ervaring laat omvatten, dan ziet men dat de goddelijke wil steeds helderder aan de dag treedt in de steeds geestelijker wordende daden van de schepselen uit de tijd, die de goddelijke heerlijkheden zijn gaan smaken van het ervaren van de verwantschap van de persoonlijkheid van de mens met de persoonlijkheid van de Universele Vader.

      12:7.8 (138.3) Het Vaderschap van God en de broederschap der mensen geven op het niveau van persoonlijkheid de paradox te zien van het deel en het geheel. God heeft elk individu lief als een individueel kind in het hemelse gezin. Toch heeft God alle individuele mensen aldus lief; hij kent geen aanzien des persoons, en de universaliteit van zijn liefde doet

Скачать книгу