Begeerd. Morgan Rice
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Begeerd - Morgan Rice страница 5
“Zuster Paine,” zei de non zachtjes. “He is een eer u hier te mogen ontvangen.”
HOOFDSTUK TWEE
Haar wereld voelde surreëel aan terwijl de non Caitlin een rondleiding gaf door de abdij, langs een lange gang. Het was een mooie plaats, en er werd duidelijk in geleefd, door witte nonnen in witte gewaden die rondliepen en het leek of ze zich klaarmaakten, voor de ochtendvespers. Een van hen zwaaide met een kwispedoor terwijl ze voortging, en verspreidde zo een fijne wierookgeur, terwijl anderen zachtjes de morgengebeden aan het zingen waren.
Na verschillende minuten in stilte gewandeld te hebben, begon Caitlin zich af te vragen, waar de non haar naartoe aan het leiden was. Uiteindelijk stopten ze voor een enkele deur. De non opende ze, en onthulde zo een kleine bescheiden kamer, met uitzicht op Parijs. Het deed
Caitlin denken aan de kamer waar ze verbleven had in dat klooster in.
“Op het bed, zul je andere kleren vinden,” zei de non. “Er is een bron waar je een bad kun in nemen, in onze tuin,” zei ze. Ze wees, “en dat is voor jou.”
Caitlin volgde haar vingers en zag een kleine, stenen piëdestal in de hoek van de kamer staan, waarop een zilveren kelk stond, die gevuld was met een witte vloeistof. De non glimlachte terug.
“Je hebt hier alles dat nodig is voor een verkwikkende nachtrust. Nadien is de keuze aan jou.”
“Keuze?” vroeg Caitlin.
“Mij werd verteld dat al één sleutel hebt. Het is nodig dat je de andere drie ook vindt. De keuze, daarentegen, om ofwel je missie te vervullen en je reis voort te zetten, zal altijd de jouwe zijn.”
“Dit is voor jou.”
Ze kwam dichterbij en overhandigde Caitlin een cilindervormige, zilveren kist, bedekt met juwelen.
“Het is een brief van je vader. Alleen voor jou bedoeld. We hebben hem eeuwenlang bewaakt. Hij werd nog nooit geopend.”
Caitlin nam het aan en was onder de indruk, ze voelde het gewicht ervan in haar hand.
“Ik hoop heel erg dat je je missie wilt verder zetten,” zei ze zachtjes. “We hebben je nodig, Caitlin.”
De non draaide zich om, om te gaan.
“Wacht!” zo schreeuwde Caitlin het uit.
Ze stopte.
“Ik ben in Parijs, toch? In 1789?”
De vrouw glimlachte terug. “Dat klopt.”
“Maar waarom? Waarom ben ik hier? Waarom nu? Waarom deze plaats?”
“Ik ben bang dat dit aan jou is om daar achter te komen. Ik ben maar een eenvoudige dienares.”
“Maar waarom werd ik aangetrokken door deze kerk?”
“Je bent in de Abdij van Sint Pieter. In Montmartre,” zei de vrouw. “Ze staat hier al duizenden jaren. Het is een erg heilige plaats.”
“Waarom?” Caitlin bleef aandringen.
“Dit was de plaats waar iedereen samenkwam om de eed af te leggen om de Sociëteit van Jezus te stichten. Het is op deze plaats dat het Christendom werd geboren.”
Caitlin staarde terug, sprakeloos, en de non glimlachte uiteindelijk en zei, “Welkom.”
En daarmee, maakte ze een lichte buiging, en ze wandelde weg, en ze sloot de deur zachtjes achter zich.
Caitlin draaide zich en overzag de kamer. Ze was dankbaar voor de gastvrijheid, voor de andere kleren, voor de mogelijkheid om te baden, voor het comfortabele bed dat ze in de hoek zag liggen. Ze dacht niet dat ze nog een volgende stap kon zetten, in feite was ze zo moe, dat het aanvoelde alsof ze altijd zou kunnen blijven slapen.
Terwijl ze de met juwelen bezette kist vasthield, wandelde ze naar de hoek van de kamer, en ze zette ze neer. Het perkament kon wachten. Maar haar honger niet.
Ze pakte de overvolle kelk op, en ze bestudeerde ze. Ze kon al aanvoelen wat ze bevatte: wit bloed.
Ze zette ze aan haar lippen en dronk ervan. Het was zoeter dan rood bloed, en het ging er gemakkelijker in – en het liep vlugger door haar aders. Binnen enkele momenten voelde ze zich als herboren, en sterker dan ze zich voordien ooit gevoeld had. Ze kon wel eeuwig blijven drinken hebben.
Caitlin zette eindelijk de lege kelk neer, en nam de zilveren kist mee met haar naar bed. Ze lag neer, en werd er zich van bewust hoe pijnlijk haar benen waren. Het voelde goed aan om daar enkel zo te liggen.
Ze leunde achterover, en liet haar hoofd rusten tegen het kleine, enkele hoofdkussen, en ze sloot haar ogen, enkel voor een seconde. Ze was besloten om ze een enkel moment later te openen, en de brief van haar vader te lezen.
Maar op het moment dat haar ogen zich sloten, werd ze overvallen door een ongelooflijk gevoel van uitputting. Ze kon ze niet openen, zelfs niet wanneer ze het zou proberen. Binnen enkelen seconden, sliep ze vast.
Caitlin stond op de vloer van het Romeinse Colosseum, gekleed in een volledige gevechtsuitrusting, en ze hield een zwaard vast. Ze was klaar om gelijk wie die haar aanviel uit te dagen – inderdaad, ze voelde de drang om te vechten. Maar toen ze in iedere richting ronddraaide, zag ze dat het stadion leeg was. Ze keek op naar de rijen van zitjes, en zag dat het gehele ruimte leeg was.
Caitlin knipperde met haar ogen, en wanneer ze haar ogen opende, bevond ze zich niet langer in het Colosseum, maar eerder in het Vaticaan, in de Sixtijnse Kapel. Ze hield nog steeds haar zwaard vast, maar ze was nu gekleed in een gewaad.
Ze keek neer op de kamer, en zag honderden vampiers, netjes op een rij, gekleed in witte gewaden, met gloeiende blauwe ogen. Ze stonden geduldig langs de muur, stil en perfect in de houding.
Caitlin liet haar zwaard vallen in de lege kamer, en het kwam neer met een geklingel. Ze liep traag naar de hogepriester, ze stak haar hand uit, en nam van hem een enorme zilveren kelk aan, gevuld met wit bloed. Ze dronk ervan, en de vloeistof vloeide rijkelijk en liep langs haar wangen.
Plotseling, bevond Caitlin zich alleen in de woestijn. Ze was blootsvoets aan het lopen op het kokendhete zand, de zon matte haar af, en ze had een gigantische sleutel in haar hand. Maar de sleutel was zo groot – onnatuurlijk groot – en het gewicht ervan drukte haar naar beneden.
Ze wandelde en wandelde, naar lucht snakkend in de hitte, totdat ze eindelijk, bij een grote berg kwam. Op de top van deze berg, zag ze een man staan, hij keek glimlachend naar beneden.
Ze wist dat het haar vader was.
Caitlin zette het op een spurten, ze rende voor alles wat ze waard was, ze probeerde op de berg te komen, om dichter en dichter tot bij hem te komen. Terwijl ze dit deed, ging de zon steeds hoger staan, en voelde ze steeds heter aan in de hemel, en ze stevende op haar af, en het was alsof de zon recht van achter haar vader zelf vandaan kwam. Het was net alsof hij de zon was, en dat ze er recht naartoe ging.
Het werd steeds heter tijdens haar beklimming, steeds hoger, en ze snakte naar adem toen ze dichterbij kwam. Hij stond er met uitgestrekte armen, aan het wachten om haar in zijn armen te nemen.
Maar de