De nijlbruid. Georg Ebers

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De nijlbruid - Georg Ebers страница 20

De nijlbruid - Georg Ebers

Скачать книгу

en als ik…”

      Maar Paula sloot haar den mond met een kus en beval daarop den Syriër den steen van haar in ontvangst te nemen en morgenochtend zeer vroeg aan den jood Gamaliël, een rijk en redelijk man, te verkoopen, maar niet onder twaalfduizend drachmen. Als de goudsmid niet zooveel ineens betalen kon, mocht Hiram zich voor het oogenblik met de tweeduizend drachmen voor den bode tevreden stellen, om de rest later te ontvangen.

      De Syriër ging haar voor, en toen zij na een lang afscheid van de voedster het vriendelijke vertrek verliet, had Hiram reeds aan haar eerste bevel voldaan, door haar aan het dienstpoortje te wachten.

      ACHTSTE HOOFDSTUK

      Zooals Hiram wel vermoedde, zaten de hoogere beambten nog altijd met hunne vrienden bijeen, en ook de gids en de voornaamste begeleiders van den koopman Haschim. Rustem de Masdakiet, alsmede diens secretaris en tolk, hadden zich bij dit gezelschap aangesloten. De hier verzamelden waren, uitgenomen de joodsche goudsmid Gamaliël en de lieden uit het gevolg van den Arabier, allen christenen, en niet zonder eenigen tegenzin hadden dezen de muzelmannen – de jood was sedert jaren een welkom medelid van hun avondgezelschap – in hun kring opgenomen. Toch had men het gedaan, en zelfs met zekeren ijver, omdat de heer bevolen had hen goed te ontvangen en men met grond verwachten kon dat zij, die van zooverre waren gekomen, veel nieuws te vertellen hadden. Daarin had men zich echter bedrogen, want de tolk was zeer gesloten en de Masdakiet sprak het Egyptisch in het geheel niet en het Grieksch maar zeer slecht. Nadat men bij herhaling vruchteloos gepoogd had hen aan het spreken te krijgen, sloeg men verder geen acht meer op hen en liet men den secretaris van Orion aan het woord.

      Deze man had reeds gisteren veel nieuws van het keizerlijk hof verteld, dat allen boeide; doch heden praatte hij uitvoeriger over de schitterende levenswijze van zijn jongen meester in Konstantinopel, wien hij derwaarts vergezelde. Hij beschreef de drie overwinningen, die hij met zijne eigene paarden in de renbaan had behaald; schilderde met levendige kleuren hoe deze zich bij een volksoploop, gevolgd door slechts vijf vrienden, te midden van honderden verwoede opstandelingen, een weg had gebaand uit het paleis naar de Sophia-kerk, en roemde verder de veroveringen die Orion had gemaakt bij de schoone vrouwen van de hoofdstad. »De koningin van allen,” zeide hij met bijzondere zelfvoldoening, »was Heliodora, geene fluitspeelster of een meisje van dat slag, neen, eene rijke, voorname, deugdzame patricische vrouw, de weduwe van Flavianus, een neef van den senator Justinus, die aan de keizerlijke familie verwant is. Geheel Konstantinopel sloeg begeerig het oog op deze partij; zelfs de groote Gratianus had haar voor zich trachten te winnen, maar natuurlijk te vergeefs. In geheel Egypte, zelfs in Alexandrië is er geen paleis gelijk het hare. Dit stadhouderlijk verblijf – want de grootte doet er niet toe – is daarbij vergeleken maar eene boerenwoning, eene armzalige schuur. Bij eene volgende gelegenheid vertel ik u eens hoe het er uitziet in dit weelderig kabinetje. Dag en nacht stonden er slaven en vrijgelatenen voor de deur, die bloemen en vruchten, buitengewone geschenken en roerende gedichten op welriekende, rooskleurige zijde moesten overbrengen; doch hare gunst was niet te koopen, tot Orion haar leerde kennen. Gij zult het niet willen gelooven, maar sedert zij hem voor de eerste maal in de villa van Justinus ontmoet had, was zij haar hart kwijt. Zij was er geweest, hoor, zij was weg, zij was de zijne, zoo goed als die ring hier aan mijn vinger de mijne is!”

      De ijdele man wees bij deze woorden zijne toehoorders op den gouden met een waarlijk kostbaren steen versierden ring, dien hij aan de mildheid van zijn jongen meester te danken had, en vervolgde in geestdrift: »Van nu aan zweefden de namen Orion en Heliodora op aller lippen, en hoe vaak heb ik de menschen niet in verrukking gezien over de schoonheid van dit goddelijk paar! In den circus, in het theater, bij spelevaarten op den Bosphorus, overal zag men ze samen, en in die akelige, bloedige dagen der snelle troonsverwisselingen leefden zij met elkander als in een paradijs. Vaak haalde hij haar in zijnen, zij hem in haren wagen af.”

      »Houdt zulk een wijf ook paarden?” vroeg de opperstalmeester op een toon van minachting.

      »Wijf?” riep de secretaris. »Eene aanzienlijke dame! Alleen glanzende bruine paarden houdt zij, groote van Armenisch ras en kleine, vlugge dieren van het eiland Sardinië, die in een vierspan als opgejaagde vossen met den wagen daarheen jagen. Altijd droegen hare paarden rosetten en fladderende linten aan de gouden hoofdstellen, en ik verzeker u, haar voerman wist ze te mennen. – De geheele wereld dacht, onze meester en die schoone weduwe zullen een echtpaar worden, en dat er niets van gekomen is, ging die arme Heliodora – zij ziet er uit als eene heilige en is zacht als een katje – bitter aan het hart; want ik was bij het afscheid tegenwoordig, en het was om diep medelijden te krijgen, zooveel tranen als zij stortte. Maar zij kon niet boos zijn op haar afgod, dat weeke, teedere poesje; zij gaf hem tot aandenken dat zijdharig hondje, dat gij gezien hebt. Ik geef er u mijn woord op dat het een liefdepand was, want aan dat kleine beest hing haar hart als aan een eigen kind. Doch het afscheid is ook hem zwaar gevallen, zoo zwaar – maar ik ben geheimsecretaris, en het zou mij niet passen uit de school te klappen. Bij het laatst vaarwel drukte hij dat hondje aan het hart, en beloofde daarbij, dat hij haar wederkeerig een aandenken zou zenden, dat haar bewijzen zou op hoe hoogen prijs hij hare liefde stelde. Dat dit geen aalmoes zijn zal, daarop kan ieder die mijn meester kent wel een duren eed zweren. – Zeg eens, Gamaliël, is hij misschien reeds bij u geweest?”

      De aangesprokene, dezelfde wien Hiram Paula’s smaragd te koop moest aanbieden, was een rijk Alexandrijn, vroolijk van aard. Zoodra hij na den inval der Saracenen begrepen had, dat het niet geraden was in Alexandrië te blijven, terwijl ook het grootste deel zijner geloofsgenooten de havenstad ontvluchtte, had hij zich naar Memphis begeven, omdat hij daar op de bescherming van zijn machtigen begunstiger, den Mukaukas Georg, mocht rekenen. Hij schudde op die vraag ontkennend den grijzen kroeskop en blies een oogenblik later den secretaris in het oor: »Wij hebben wat hij noodig heeft. Als ge mij de koe brengt, krijgt gij het kalf, en zelfs een met twaalf pooten. – Tevreden?”

      »Twaalf percent van de winst? Dat ’s dus afgesproken!” antwoordde de secretaris even zacht en met een sluw lachje, ten teeken dat hij Gamaliël begreep, en toen een boekhouder hem wat later vroeg, waarom Orion de schoone geliefde, die toch ook een aanzienlijken naam droeg, niet als schoondochter mede naar huis had gebracht, antwoordde hij dat zij eene Griekin en natuurlijk de Melchietische geloofsbelijdenis toegedaan was. Die reden was afdoende voor de aanwezigen, en toen nu eenmaal het gesprek op het geloof was gekomen, ontspon zich, gelijk gewoonlijk op zulke gezellige avonden, een dispuut over dogmatische vragen. Daarbij waagde een kanselarijbeambte de meening uit te spreken, dat, wanneer het hier niet de zoon van den Mukaukas, bij wien van zoo iets geen sprake kon zijn, maar een eenvoudig Jacobietisch burger en zijne Melchietische geliefde gold, er toch wellicht een middenweg te vinden was geweest. Beiden hadden dan maar moeten besluiten, ofschoon hij voor zoo iets zou bedanken, de Monotheletische leer aan te nemen, waarvoor het keizerlijke hof en ook de gestorven patriarch Cyrus van Alexandrië warm hadden gestreden, welke leer rustte op het geloof, dat Christus wel twee naturen had, maar dat in beiden maar éene gemeenschappelijke wil woonde. Dit geloof splitste wel-is-waar de natuur van den Heiland, maar handhaafde toch de eenheid in een bepaald opzicht, waarop het toch voornamelijk aankwam. Zulk een kettersch voorstel werd natuurlijk door de hier verzamelde Jacobieten luide afgekeurd. Het verschil van meening kwam al duidelijker en scherper uit, en weldra werd uit de vreedzame gedachtenwisseling een onstuimige twist geboren, die met handtastelijkheden dreigde te eindigen.

      Reeds onder het begin van dit gesprek was het Paula gelukt om onopgemerkt den hof over te steken. Zij wenkte Hiram zwijgend haar te volgen; deze trok behoedzaam zijne schoenen uit, die hij onder de steile trap voor het dienstpersoneel schoof, en stond eenige oogenblikken later in het vertrek van de jonkvrouw. Zij deed haastig hare kist open, nam daaruit het kostbaar met paarlen bezet halssieraad en gaf dit den Syriër, met het verzoek om den grooten smaragd, die in het midden hing, uit de gouden kas te lichten. De stevige handen van den vrijgelatene verrichtten dezen arbeid spoedig en gemakkelijk met behulp van een mes, en, terwijl hij den steen – die grooter was dan een walnoot en nu, uit het half geopende gouden omhulsel genomen waarin hij aan den keten had gehangen, vrij fonkelde en stralen schoot – in de hand woog, herhaalde Paula nog eens alles omtrent den verkoop,

Скачать книгу