De nijlbruid. Georg Ebers

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De nijlbruid - Georg Ebers страница 36

De nijlbruid - Georg Ebers

Скачать книгу

twijfelt gij niet?”

      Diep bewogen had zij hem aangehoord. Zij had medelijden, innig medelijden met hem, zooals hij daar smeekend en door gewetenswroeging gemarteld voor haar stond, als een misdadiger die nog maar altijd niet begrijpen kon dat hij het was, en die bouwde op het vertrouwen, dat hij gisteren nog gerechtigd was van iedereen te vorderen. Hij stond daar voor haar als een schoone, trotsche boom, waarin de bliksem was geslagen en die nu waggelend en met gespleten stam bij een volgend onweder ter aarde moet vallen, als de hovenier hem niet stut. Het liefst zou zij alles wat haar door hem aangedaan was vergeten en zijne hand vriendelijk gegrepen hebben om hem te troosten, maar haar diep gekrenkte trots deed haar de koele ontwijkende houding bewaren, die zij tot hiertoe tegenover hem had kunnen aannemen. Aarzelend en met afgemeten woorden stemde zij toe te zullen zwijgen, zoolang hij woord hield. Niet zoozeer om zijn maar om zijns vaders wil was zij bereid zich tot medeplichtige te maken. Doch daarmede was alles tusschen hen uit, en zij zou de ure zegenen, die haar voor eeuwig van hem en de zijnen zou scheiden.

      Dit laatste gedeelte van haar antwoord klonk bijzonder hard en afwijzend, en zij moest op zulk een toon spreken om niet te verraden hoe diep zijn ongeluk en het ondergaan van den zonneschijn in zijn persoon, die ook een wijle haar gemoed zoo zalig had verwarmd, haar aangreep; doch voor hem was het of in die woorden, waaruit ergerlijke minachting en vijandige gezindheid schenen te spreken, een ijskoude wind hem tegenwoei. Hij had moeite om zichzelven meester te blijven, ten einde niet andermaal zich te laten medesleepen tot een heftigen uitval. Het deed hem bijna leed haar zijn geheim toevertrouwd, haar om genade gebeden, aan de zaak niet haar loop gelaten en haar, als het tot een uiterste was gekomen, met zich in het verderf gesleurd te hebben. Liever wilde hij eer en rust prijsgeven, dan zich andermaal te verootmoedigen voor deze vijandin zonder erbarmen, met zulk een ijskoud hart. Op dit oogenblik haatte hij haar werkelijk, en hij wenschte wel met haar een tweegevecht te kunnen aangaan, om haar trots te breken en de verwonnene om genade smeekende aan zijne voeten te zien. Terwijl het bloed hem naar het aangezicht steeg, bracht hij met moeite ten laatste deze woorden uit: »Van u te scheiden, van u, is voor ons allen het beste. Houd u gereed, weldra zullen de rechters u roepen.”

      »Goed,” luidde het antwoord, »ik zwijg, en gij zorgt voor de redding van den Syriër; ik heb uw woord!”

      »En zoolang gij het uwe getrouw blijft, zal ik het houden; anders,” luidde het van zijne van woede trillende lippen, »anders strijd tot met het staal!”

      »Tot met het staal!” herhaalde zij met fonkelende oogen. »Nog eens zeg ik u, ik heb bewijzen dat de smaragd, dien men bij Hiram heeft gevonden, aan mij behoort; bij alle heiligen, die heb ik!”

      »Des te beter voor u,” hernam hij op somberen toon, »wee over ons beiden, als gij mij dwingt te vergeten dat gij eene vrouw zijt!” Daarop verliet hij met haastige schreden de zaal.

      TWAALFDE HOOFDSTUK

      Met gebalde vuisten en kwaadaardigen blik daalde Orion de trap af. Het was hem of zijn hart zou bersten. Wat had hij gedaan, en wat was er van hem geworden! Zoo durfde eene vrouw hem bejegenen, eene vrouw, die hij zijne liefde had gewijd, de schoonste en edelste der vrouwen, de hoogmoedigste, wraakzuchtigste en hatelijkste tegelijk! Hij had eens ergens gelezen: »Wie eene laagheid heeft begaan, waarvan ook een ander weet, die draagt het doodsoordeel van zijne zielsrust in de plooien van zijn gewaad.” Hij gevoelde het gewicht van dit oordeel, en de andere die mede alles wist was Paula, was zij van wie hij bovenal gewenscht had dat zij tot hem mocht opzien! Gisteren hield hij het nog voor de grootste zaligheid op aarde haar te omarmen, haar de zijne te mogen noemen; thans kende hij maar één wensch, haar te vernederen, haar te straffen. Helaas, dat hem de handen gebonden waren, dat hij als een veroordeelde van hare genade afhing! Hij kon niet onder woorden brengen hoe onverdragelijk hem deze gedachte was. Maar zij zou hem leeren kennen! Als een blanke zwaan was hij tot nu toe het leven doorgegaan; als deze noodlottige ure, als deze vrouw hem tot een gier maakte, was het niet zijne, was het hare schuld! Weldra zou blijken wie de sterkste was van hen beiden. Hij moest haar straffen op eene wijze zooals men eene vrouw slechts tuchtigen kan, al moest hij ook langs den weg der misdaad en der ellende zijn doel bereiken. Hij vreesde niet dat de arts hare genegenheid had gewonnen, want hij voelde met onbetwistbare zekerheid dat, hoe zij hem hare vijandschap ook deed gevoelen, haar hart hem en hem alleen behoorde. »De gouden munt der liefde,” zeide hij tot zichzelven, »heeft twee zijden: teeder verlangen en bitteren haat; thans toont zij mij deze laatste zijde, maar hoe verschillend ook het beeld en het schrift van de munt mogen zijn, wanneer men haar laat klinken geeft zij toch maar éen toon, en die toon ligt ook in hare beleedigende taal.”

      Aan de familietafel verontschuldigde hij Paula en at zelf zeer weinig, want de rechters waren sedert lang vergaderd en wachtten op hem.

      Reeds aan de voorvaderen van den Mukaukas, machtige gouwvorsten, was het recht verleend over leven en dood, en zij hadden zich daarvan zeker al bediend onder de Psamtikiden, aan wier heerschappij de Pers Cambyses zulk een gruwzaam einde had gemaakt. Als eerwaardige symbolen van dit recht prijkten thans nog uraeusslangen, adders wier beten den snelsten dood ten gevolge hebben, en de drakendooder St. George boven de paleizen van den Mukaukas te Memphis en te Lucopolis in Boven-Egypte. Op beide plaatsen stond het aan het hoofd der familie vrij, nadat Justinianus en het laatst keizer Heraclius die oude bevoegdheid opnieuw bevestigd hadden, om aan de onderhoorigen des huizes en de inwoners van het district, waarover hij gesteld was, eigenmachtig de doodstraf te doen voltrekken. De ridder St. George was tusschen de oude slangen geplaatst, om het heidensch symbool door een christelijk te vervangen. Vroeger had de ridder het hoofd van een sperwer, dat wil zeggen van den god Horus gedragen, die om zijn vader te wreken den boozen Seth Typhon had verslagen, doch reeds een paar honderd jaren geleden was de heidensche krokodillendooder in den christelijken overwinnaar van den draak veranderd geworden.

      De Arabieren hadden na de verovering des lands de oude instellingen en rechten en zoo ook die van den Mukaukas gehandhaafd. Het gerechtshof, dat in zaken betreffende het huispersoneel werd saamgeroepen, bestond uit de hoogere privaatbeambten van het stadhouderlijk huis. Het ambt van opperrechter bekleedde de Mukaukas zelf en zijn volwassen zoon was zijn natuurlijke plaatsvervanger. Gedurende Orions afwezigheid had het hoofd van de rentmeesters, Nilus, een verstandig en bezadigd Egyptenaar, de plaats van zijn lijdenden meester vaak vervuld, maar heden was aan Orion opgedragen het voorzittersgestoelte in te nemen en het onderzoek te leiden.

      De zoon van den stadhouder haastte zich uit de eetzaal naar het slaapvertrek zijns vaders te gaan, en vroeg hem om zijn ring als teeken der volmacht, die hij op hem had overgedragen. De Mukaukas liet zich dezen gewillig van den vinger halen, en drukte den jongeling op het hart, dat zonder toegevendheid en gestreng moest worden gevonnisd. Hij was anders tot zachtheid geneigd, doch op een inbraak in zijn huis stond de dood, en in dit geval was het om der wille van den Arabischen koopman geraden geen vergiffenis te schenken. Orion, indachtig aan zijne overeenkomst met Paula, verzocht nu zijn vader hem de handen geheel vrij te laten. De oude muzelman was een rechtvaardig heer, die onder zekere omstandigheden ook een zacht vonnis zou billijken. Bovendien was de misdadiger eigenlijk geen huisgenoot, maar hij stond in dienst bij eene bloedverwante. De Mukaukas prees het verstandig inzicht van zijn zoon. Als hij zich maar wat beter gevoelde, zou hij gaarne de zitting willen bijwonen, ten einde hem voor de eerste maal een ernstigen plicht te zien vervullen, die zijne geboorte en zijn stand waardig was. Orion kuste zijn vader met warmte en weemoedige ontroering de hand, want ieder woord van waardeering uit den mond van dezen geliefden man deed hem innerlijk goed, doch hij beschouwde het als eene ramp, dat hij zijn rechtersloopbaan, waarvan hij den ernst en de heiligheid gevoelde, aldus – aldus beginnen moest.

      Zachtmoediger gestemd, in gedachten verzonken en overwegende hoe Hiram te redden en Paula’s naam liefst geheel buiten de zaak te houden zou zijn, begaf hij zich naar de gerechtszaal, en vond vóor den ingang de voedster Perpetua in een levendig gesprek met den rentmeester Nilus. De oude vrouw was radeloos. Door haar arbeid aan de weefgetouwen had zij tot zooeven niets van al het gebeurde vernomen, en zij bezwoer thans de onschuld van den ongelukkigen Hiram. De steen, dien hij verkocht had, was het eigendom geweest van hare meesteres, en daarvoor

Скачать книгу