Warda: Roman uit het oude Egypte. Georg Ebers

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Warda: Roman uit het oude Egypte - Georg Ebers страница 29

Warda: Roman uit het oude Egypte - Georg Ebers

Скачать книгу

alle reden op de legitimiteit beroepen, omdat zijne moeder aldus uit het rechtmatig koningshuis afstamde; want in Egypte kon een adellijk geslacht, zelfs dat der pharao’s, in vrouwelijke linie voortbestaan. Seti benoemde Ramses tot zijn mederegent85, om daardoor allen twijfel aan de rechtmatigheid zijner heerschappij weg te nemen. Den jongen neef zijner gemalin Toeaä, den stadhouder Ani, die weinige jaren jonger was dan Ramses, liet hij in het Seti-huis opvoeden; hij beschouwde hem als zijn eigen zoon, terwijl andere leden van het onttroonde koningshuis uit den weg geruimd of van hunne goederen beroofd werden.

      Ani toonde zich een getrouw dienaar én van Seti én van diens zoon. De oorlogzuchtige en grootmoedige Ramses vertrouwde hem als een broeder, hoewel hij zich niet ontveinzen kon, dat in zijne eigene aderen minder zuiver koningsbloed vloeide, dan in die van zijn neef. Het Egyptische koningshuis heette van den zonnegod Ra af te stammen, en de pharao kon zich alleen door zijne moeder, Ani daarentegen door zijne beide ouders op zoo hooge afkomst beroemen. Doch Ramses zat op den troon, hij voerde de teugels van het bewind met vaste hand, en dertien zonen verzekerden zijn huis de heerschappij over Egypte naar het scheen voor eeuwig. Toen hij na den dood van zijn krijgszuchtigen vader naar het noorden toog, om nieuwe lauweren te plukken op het oorlogsveld, benoemde hij Ani, die als gouverneur van de provincie Koesch86 reeds de proef had doorgestaan, tot stadhouder van het rijk.

      Iemand van een sanguinisch temperament overschat vaak den man van een kalmer natuur, in wiens karakter hij zich niet verplaatsen en wiens voortreffelijke hoedanigheden hij zich niet toeëigenen kan. Vandaar dat de neef, die zeer matig was in zijne eischen en geen hartstocht bleek te kennen, op den oorlogzuchtigen vurigen Ramses zulk een indruk maakte. Ani scheen vrij te zijn van alle eerzucht en ondernemingsgeest. Hij nam de hem opgedragen waardigheid aan, na tot het uiterste zich er tegen verzet te hebben, en er was te minder reden om hem voor gevaarlijk te houden, daar hij vrouw en kinderen had verloren, en dus geene nakomelingen bezat. Wat zijn uiterlijk aangaat, was hij van meer dan middelbare grootte. Zijne trekken waren buitengewoon regelmatig, zelfs fijn geteekend, maar zijn gelaat overigens effen en weinig beweeglijk. Zijne heldere grijze oogen en dunne lippen deden niet blijken, dat zijn hart van zekere neigingen was vervuld. Veeleer had hij zich gewend zijn gezicht tot een glimlach te plooien, die nu eens wat sterker, dan weder wat minder, over het geheel voor verschillende wijziging vatbaar was, maar toch nooit geheel werd gemist.

      Met vriendelijke welwillendheid had hij de klacht van een grondbezitter aangehoord, wiens vee voor het leger des konings was weggehaald, en hem beloofd deze zaak te zullen onderzoeken. De berooide man verwijderde zich vol hoop; toen echter de schrijver, die aan de voeten van den stadhouder zat, vroeg, aan wien het onderzoek van deze daad der beambten moest worden toevertrouwd, zeide Ani: »ieder heeft voor den krijg zijn offer te brengen; het blijft bij het gebeurde.”

      De nomarch87 van Soean, in het zuidelijk gedeelte des rijks, verlangde de middelen tot nieuwe en noodzakelijke versterkingen van den rivieroever. De stadhouder hoorde ’s mans levendige schildering met welgevallen, ja met eene uitdrukking van deelneming aan, maar hij gaf hem de verzekering, dat de oorlog alle middelen verslond en de kassen dus ledig waren. Toch was hij geneigd een deel zijner eigene inkomsten, wanneer deze ten minste ook niet uitbleven, ten offer te brengen tot bescherming van het bedreigde bouwland in zijne getrouwe provincie Soean, die hij van zijnentwege liet groeten. Zoodra de nomarch vertrokken was, beval hij eene aanzienlijke som uit de staatskas te nemen en den verzoeker achterna te zenden. Midden in het gesprek nu stond hij van tijd tot tijd op, om de houding van een weeklagende aan te nemen, opdat de bedroefden mochten weten, dat hij ook deel nam in de verliezen die hun aangingen.

      Reeds had de zon hare middaghoogte overschreden, toen men zekere onrust bespeurde onder de volksgroepen rondom de schrijvers op het plein, waarbij het geschreeuw van allerlei stemmen werd gehoord. Vele mannen en vrouwen stroomden naar éen punt samen, en ook de opmerkzaamheid der minst beweeglijke bewoners van Thebe werd getrokken door een op deze plaats gansch ongewoon voorval. Een soldaat van de wacht dreef de menigte uit elkaar, om doorgang te verleenen aan eene afdeeling Libysche politie-agenten, die een gevangene over het plein naar eene zijpoort brachten. Eer zij daar kwamen, was er reeds een bode van den stadhouder bij hen, om te vernemen wat er gebeurd was. De overste der veiligheidsbeambten volgde, en berichtte Ani, die op hem wachtte, onder levendig gebaar, dat een klein mannetje, het dwergje van vrouwe Katoeti, reeds uren lang in den hof had rondgeloopen, overal de gemoederen der burgers vergiftigende met zijne oproerige taal.

      Ani beval »den verblinde” in den kerker te werpen. Zoodra de overste echter weg was, gebood hij zijn schrijver den dwerg vóor zonsondergang bij hem te brengen.

      Terwijl hij deze bevelen gaf, ontstond er weder eene beweging van gansch anderen aard onder de saamgevloeide menigte. Evenals de zee, naar het oud verhaal, ter rechter- en ter linkerzijde voor de Hebreën week, opdat geen golf den voet der vervolgden zou bevochtigen, zoo trad het verzamelde volk, vrijwillig maar als op hooger last, onder eerbiedige buiging uiteen, en vormde een breeden doorgang voor den opperpriester van het Seti-huis, die in vol ornaat, vergezeld van eenige heilige vaders, recht op den stadhouder toeging, terwijl hij de menigte zegende. Ani kwam hem te gemoet, boog zich voor hem en zonderde zich terstond met hem af op den achtergrond van de zuilengaanderij.

      »Zoo is dan het ondenkbare toch gebeurd,” zeide Ameni. »Onze onderhoorigen moeten den heerban volgen.”

      »Ramses heeft soldaten noodig om te kunnen overwinnen,” gaf de stadhouder ten antwoord.

      »En wij brood om te leven,” riep de priester.

      »Nochtans werd mij bevolen terstond, dus nog vóor den zaaitijd, de tempelboeren te lichten. Ik betreur dit bevel, maar de koning wil het, en ik ben de hand die moet uitvoeren.”

      »De hand, waarvan hij zich bedient om te spotten met eeuwenoude rechten, om voor de woestijn den weg te banen tot het bouwland”88.

      »Uwe akkers zullen niet lang onbebouwd blijven. Ramses zal nieuwe overwinningen behalen door de uitbreiding van het leger en met de hulp der goden.”

      »Der goden, die hij beleedigt!”

      »Als de vrede gesloten is, verzoent hij de hemelsche goden ongetwijfeld met driedubbel rijke gaven. Hij verwacht stellig, dat de oorlog spoedig ten einde zal zijn, en hij schrijft mij, dat hij voornemens is, na den eersten slag dien hij wint, den Cheta een verdrag voor te slaan. Men spreekt ook van een plan des konings om, na het sluiten van den vrede, weder in het huwelijk te treden, en wel met de dochter van Chetasar den koning Cheta.”

      Tot hiertoe had de stadhouder zijne oogen naar beneden gericht, thans sloeg hij ze op, met een glimlach, als wilde hij zich wijden aan de vreugde, die deze berichten bij Ameni moesten verwekken. »Wat,” vroeg hij, »zegt gij van deze plannen?”

      »Ik zeg,” gaf Ameni ten antwoord, en er lag iets schalksch in zijne anders zoo ernstige stem, »ik zeg dat Ramses het bloed van uwe tante en zijne moeder, dat hem recht geeft op den troon van dit land, voor onveranderlijk rein schijnt te houden.”

      »’t Is het bloed van den zonnegod!”

      »Dat echter half in zijne en geheel in uwe aderen stroomt.”

      De stadhouder maakte eene afkeurende beweging, en zeide zacht, met een lachje als op het gelaat van een doode: »Wij zijn niet alleen.”

      »Hier is niemand, die ons hooren kan,” hernam Ameni, »en wat ik zeide weet zelfs ieder kind.”

      »Doch zoo het den koning ter oore kwam,” fluisterde Ani, »dan…”

      »Dan zou hij ondervinden hoe onverstandig het is, de oude rechten dergenen te minachten, aan wie het vrijstaat de reinheid van het bloed der beheerschers van

Скачать книгу


<p>85</p>

Reeds bij zijne geboorte. In een opschrift te Abydus, door Mariëtte uitgegeven en door Maspero verklaard, beroemt Ramses zich, „dat hij reeds koning was in het ei.” Hij is de Sesostris der Grieken. Zijn bijnaam Seseroe-Ra is op de gedenkteekenen bewaard gebleven. Wanneer de Grieken van de groote daden van Sesostris spreken, dan bedoelen zij wat Seti en Ramses te zamen hebben verricht.

<p>86</p>

Ethiopië.

<p>87</p>

Hoofd van een nomos of provincie.

<p>88</p>

„Bij eene goede cultuur,” zeide Napoleon I, „bereikt de Nijl de woestijn, bij eene slechte de woestijn den Nijl.”