De Wereld vóór de schepping van den mensch. Flammarion Camille

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Wereld vóór de schepping van den mensch - Flammarion Camille страница 13

Автор:
Жанр:
Серия:
Издательство:
De Wereld vóór de schepping van den mensch - Flammarion Camille

Скачать книгу

of delfstoffen bestaan. Dit zijn verdeelingen, door de menschen uitgedacht om de studie te vergemakkelijken en de voorwerpen van studie te kunnen splitsen. Hoewel een groot aantal geleerden zich illusiën scheppen en hunne eigene vindingen als feiten aannemen, is het wenschelijk, niet het slachtoffer te worden van eene dwaling, die voor onzen geest den prachtigen eenvoud der natuur zou verwoesten. Voor haar is het bewerktuigde wezen, evenals de onbewerktuigde wereld de ontwikkeling van een zelfde wezen; de geheele wereld wordt door eene onmetelijke éénheid beheerscht.

      Het heelal bestond langen tijd in eenen zuiveren mechanischen toestand, als in werking zijnde nevelvlek, als eene verzameling van bewegende atomen, als onderworpen aan de algemeene aantrekkingskracht. De warmte, het licht, de electriciteit, de vorming der moleculen, hebben het aanzijn geschonken aan den natuurkundigen toestand, tijdens welken de planeet haar karakter als nevelvlek verloor. De verbindingen, de verwantschap der stoffen hebben den scheikundigen toestand doen geboren worden; de voorwaarden voor het leven werden gunstig. Op die drie tijdperken, die uit elkander voortvloeiden, is de organische toestand gevolgd, die weer het noodzakelijk gevolg was van het vorige tijdperk.

      Van den dag af, waarop de voorwaarden van het leven alle aanwezig waren, moest zich het protoplasma even zeker vormen als eene scheikundige verbinding het gevolg is van de voorwaarden, die haar bepalen. En van den dag af, waarop het leven verschenen is met zijne karakteristieke eigenschap van eeuwigdurende voortplanting, moest het zich uitbreiden en vermenigvuldigen over de geheele oppervlakte der aarde. Evenals het licht, de warmte, de verwantschap, de moleculaire beweging, zoo ook werkt het leven onophoudelijk voort en wordt het nooit meer uitgedoofd. Tot aan den laatsten dag van het bestaan der aarde zal het de natuur bezielen, steeds van vorm veranderen en nooit vernietigd worden. Welke onweerstaanbare kracht! Zoodra een organisme tot den volwassen leeftijd gekomen is, dan gevoelt het oogenblikken van wellust, zonder welken de stroom des levens in zijnen loop zoude gestuit worden. Het is niet genoeg te leven, het leven moet worden voortgeplant.

      Van dit tijdstip af is onze planeet van vorm veranderd. Tot nu toe behoorde zij tot het rijk der delfstoffen, doof, blind, zich zelf niet bewust; van nu af aan draagt zij het leven, en het eerste flauwe begrip van persoonlijk bestaan, dat zich bij de vorming der eerste wezens openbaart, ontwikkelt zich en neemt toe, totdat het eindelijk den trap bereikt, waarop verstand en zedelijkheidsbegrippen haar beheerschen.

      In de zee is het leven begonnen; en daar is het steeds het vruchtbaarst geweest. De wateren bezitten veel meer bewoners dan het vasteland. Overal zijn de zeeën bewoond; overal, tot op den bodem van den afgrond, bewegen zich schepselen, die met elkander in harmonie zijn; overal vindt de natuuronderzoeker stof tot leering en de wijsgeer stof tot nadenken. De diepten van den oceaan, zijne bergen en dalen, zijne valleien en duisternissen, zelfs zijne puinhoopen zijn bezield en versierd met ontelbare bewerktuigde wezens. Het zijn eenzame of samenlevende planten, zich tot weiden uitstrekkend of tot onmetelijke bosschen verbindend. Die planten beschermen en voeden duizenden dieren, die kruipen, loopen, zwemmen, vliegen, zich bedelven in het zand, zich aan rotsen vasthechten, in ravijnen wonen, elkander zoeken en ontvluchten, bestrijden of vervolgen, elkander minnend liefkoozen of meedoogenloos verscheuren. Onze wouden op het vaste land bevatten lang niet zooveel dieren als die der zee. De oceaan, waarin de mensch het leven niet kan behouden, is voor duizenden dieren de bron van leven en gezondheid.

      Op groote diepten is de temperatuur van het water op alle breedten ongeveer dezelfde (0°) van den aequator tot aan de polen. De meeste beroeringen harer oppervlakte dringen niet dieper door dan 25 meters, waarvan het gevolg is, dat de planten en dieren, door meer of minder diep af te dalen, steeds eene omgeving kunnen vinden, die hun past.

      De monsters, die men in de zee vindt, de walvisch, de potvisch, de dolfijn, de haai, maken niet het belangrijkste deel uit van de bevolking der zee. De oceaan is bevolkt met ontelbare, oneindig kleine wezens, mikroskopische afgietseldiertjes, zóó klein, dat een droppel vloeistof er millioenen bevat. Alle wateren zijn er vol van, zoowel het rivier- als het zeewater, bij hooge en bij lage temperatuur. De groote stroomen voeren steeds oneindige hoeveelheden naar zee. Alleen reeds de Ganges voert in een jaar tijds eene hoeveelheid naar zee, die zes- tot achtmaal grooter is, dan de massa der hoogste pyramide van Egypte.

Fig. 29. Laagste afgietseldiertjes.

      Fig. 29. Laagste afgietseldiertjes.

      (Monaden).

Fig. 30. Laagste afgietseldiertjes.

      Fig. 30. Laagste afgietseldiertjes.

      Volvoceën.

      In de nabijheid der polen, waar groote organismen niet zouden kunnen bestaan, vindt men nog duizenden infusiediertjes. Zelfs in de overblijfselen van het gesmolten ijs, dat op 70° breedte drijft, heeft men meer dan vijftig verschillende soorten gevonden.

      Op plaatsen der zee, dieper gelegen dan de hoogte der hoogste bergen bedraagt, leven in iedere waterlaag ontelbare scharen van bijna onzichtbare bewoners.

      Daar is de bakermat van het leven, en daar zijn de eerste levende wezens geweest. De oceaan is hun wieg geweest, en de geleiachtige stof, waaruit de afgietseldiertjes bestaan, is de vruchtbare stof geweest, waaruit zich het levend organisme heeft ontwikkeld. Nog thans zijn de infusiediertjes de talrijkste dieren der natuur, en die wier levenskracht het grootst is. Letten wij b.v. op de amoeben (fig. 31). Stelt u voor een droppel, half-vaste, half-doorschijnende, half-geleiachtige, gelijkslachtige stof, tot willekeurige beweging in staat. Zij beweegt zich in verschillende richtingen, zet zich uit of krimp weer in, en neemt de meest onregelmatige, meest onverwachte gedaanten aan. Als men het diertje plaatst op het voorwerpglaasje van eenen mikroskoop, glijdt het voort als een oliedroppel en verandert het telkens van gedaante. Als een ware Proteus is het nu eens rond, dan weer langwerpig, of gesterd, of gelobd.

Fig. 31. Amoeben.

      Fig. 31. Amoeben.

      Al die infusiediertjes zijn van trilharen voorzien, die hun voor alles dienen, zoowel voor de beweging, als voor de voeding en de ademhaling.

      Deze wezens hebben als het ware het leven in ieder hunner deelen. Men kan somtijds een zoodanig diertje zich zien oplossen in deelen, die voortzwemmen als ware er niets geschied. Nadert men het water, waarin zij zwemmen, met een’ penneveer in ammoniak gedompeld, dan staat het diertje stil, maar blijft het de trilharen bewegen. Plotseling ontstaat er eene insnijding op een punt van den omtrek; deze wordt langzamerhand grooter, totdat het geheele dier als het ware opgelost is. Voegt men hier eenen droppel zuiver water bij, dan houdt de ontleding plotseling op, en wat er van het dier nog over is, begint zich weer te bewegen en te zwemmen, als ware er niets geschied.

      Er zijn van die organismen, die na gedurende jaren op eenen zolder vergeten en verdroogd te zijn, na bevochtiging weder herleven.

      Al die kleine wezens kunnen tot de oudste der planeet gerekend worden. Op alle breedten en op iedere diepte vindt men in onmetelijke banken versteende foraminiferen. De steengroeven van Gentilly bevatten er wel 20 milliard op eenen cubieken meter! Indien wij een huis voorbijgaan, dat afgebroken, of een gebouw, dat opgetrokken wordt, dan ademen wij in de stofwolk, die ons tegemoet waait, duizenden van die diertjes in. Die oneindig kleine wezens hebben eilanden en bergen gebouwd, en eene meer belangrijke rol gespeeld bij de vorming der aarde dan de grootste en schijnbaar belangrijkste dieren. Die kleine wezens zullen ons in het volgende hoofdstuk onderrichten over de geschiedenis van het leven op onze planeet; thans was het ons slechts te doen, den oorsprong van het leven vast te stellen.

      Geven wij dus in korte trekken het vorige weer: Wij kennen thans den oorsprong van het leven op aarde; wij weten, dat alle levende wezens, en ook de mensch, met elkander verwant zijn en aan dien oorsprong hun bestaan ontleenen; wij weten ook, dat die oorsprong eene nederige organische stof is, het gevolg

Скачать книгу