De Wereld vóór de schepping van den mensch. Flammarion Camille
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу De Wereld vóór de schepping van den mensch - Flammarion Camille страница 14
Tweede hoofdstuk
Ten gevolge van den reusachtigen arbeid der laatste tijden zijn wij door verbinding en vergelijking van al de wetenschappelijke veroveringen, die elkander aanvullen, zóóver gekomen, dat wij eenen tip van den sluier kunnen opheffen, die het geheim verborg, dat zoovele eeuwen bedolven was onder de menigte schijnbaar ondoordringbare raadselen der natuur; wij hebben een blik geslagen in de vorming der eerste organische stoffen, die weder uit de verbinding van vroegere stoffen zijn afgeleid, welke zelf weer ontstaan waren uit de verschillende groepeeringen der moleculen; wij hebben in gedachte de trapsgewijze gedaanteverwisseling der aardnevelvlek gevolgd, van den gasvormigen, als het ware onweegbaren toestand af tot aan den bouw van de moleculen der als enkelvoudig beschouwde lichamen, en tot aan de verschillende verbindingen, de omzettingen van kracht en stof, de bakermat van het leven en de eerste bewerktuigde wezens, planten en dieren.
Die oorspronkelijke organische stof blijft na hare vorming niet onvruchtbaar. Gehoorzamende aan de wet van den vooruitgang, ondergaat zij zelf vervormingen, die de trapsgewijze ontwikkeling van het leven, de verscheidenheid in organismen, de volmaking der wezens ten gevolge heeft. Mogen al sommige geleerden beweerd hebben, dat de hoeveelheid leven op aarde standvastig is, dit is eene dwaling. Bij den oorsprong van het leven was er niet de minste verscheidenheid en geen verschil in soorten. Het aantal soorten is van eeuw tot eeuw toegenomen door splitsing in de vorming der bewerktuigde wezens, en ook het aantal levende wezens is van geslacht tot geslacht toegenomen. Sedert de eerste vorming van het protoplasma is de hoeveelheid leven, het aantal en de verscheidenheid der levende wezens, steeds toegenomen.
Van den dag af, waarop zich de eerste hoeveelheid protoplasma gevormd heeft, heeft het leven iets aan de aarde toegevoegd, iets onweegbaars, maar toch eenen nieuwen vorm van werkzaamheid, iets wat de planeet voorheen niet bezat: het leven, het gevoel, en later de gedachte. De volmaking van het leven heeft voortdurend iets aan de natuur toegevoegd. De invloed van het licht en de vorming van de gezichtszenuw; de invloed van het geluid en de vorming van de gehoorzenuw; de langzame ontwikkeling der vijf zintuigen, de vorming en de ontwikkeling van het zenuwstelsel, het ontstaan der eerste indrukken, het zelfbewustzijn, eerst nog duister en onbepaald, langzamerhand beter ontwikkeld, de gedachte, het geheugen, ziedaar langzame veroveringen der levende wezens. Niets hiervan bestond op onze planeet vóór het ontstaan van het leven. Het is dus inderdaad de geschiedenis eener doorloopende schepping, welke wij hier beschrijven.
De opklimming in het leven.
De geleerden, die op het voorbeeld van Haeckel meenen, dat het leven slechts eene mechanische functie is, een bepaalde vorm van beweging, behoorende tot het gebied der natuur- en scheikunde, tasten mis. De ontwikkeling van het ei, dat een zoogdier, een’ vogel of een’ visch zal voortbrengen, behoort niet uitsluitend tot het gebied dier wetenschappen. De werkzaamheid van plant of dier, dat in zich de luchtmoleculen opneemt, of water, koolstof en andere stoffen aan de omgeving onttrekken, waardoor het organisme in zijne kracht en schoonheid onderhouden wordt, behoort niet uitsluitend tot het gebied der natuur- en scheikunde, hoewel de levensverschijnselen er door beheerscht worden. Er is nog iets meer.
De kracht, die de plant, het dier, den mensch doet leven, is eene omzetting der natuurkrachten, die in de anorganische wereld werkzaam zijn. Sedert Lavoisier is de oude vergelijking van het leven met eene brandende vlam werkelijkheid geworden. Dezelfde scheikundige processen, die het vuur in de onbewerktuigde natuur onderhouden, onderhouden het leven in de organische natuur; de zuurstof oefent daarbij hare werking uit. Maar evenmin als het zuur in het galvanisch element, of het zink en het koper, het electrisch uurwerk de uren doet aanwijzen, evenmin brengt de stof de verschijnselen voort, die zich in het leven openbaren, de stof is slechts de draagster van het leven.
De scheikundige verbindingen en de verwantschap der moleculen zijn ontstaan na de zuiver mechanische periode van de geboorte der aarde, en zijn het gevolg van den toestand, waarin kracht en stof toen verkeerden. Ook zij hadden reeds iets nieuws toegevoegd aan den chaos der azoïsche periode. De eerste vorming van het protoplasma, ontstaan uit de vroegere scheikundige verbindingen, was tevens het begin van het leven. Er was toen noch ziel, noch gedachte. De gedachte is bij de lagere dieren, de insecten, en de eerste gewervelde dieren: visschen en kruipende dieren, ongetwijfeld het uitvloeisel geweest van de ontwikkeling der zintuigen. Het leven is begonnen met eene eenvoudig samengestelde stof, die nauwelijks de eigenschappen bezat, die wij thans als uitingen van het leven kennen, en de kiem, de voortbrengster dier oorspronkelijke organismen, is niets anders geweest, dan eene gelukkige vereeniging van elementen, waardoor die nieuwe vorm van werkzaamheid in het werk der schepping bepaald is. Evenals de electriciteit te voorschijn treedt uit eene daartoe geschikt gemaakte batterij, zoo is ook de levenskracht voortgekomen uit de groote werkplaats der natuur. Het protoplasma ondervindt op zijne beurt den invloed, waardoor het zich langzamerhand boven zijnen nederigen oorsprong verheft. Door zijn vermogen, om zich te voeden, ontwikkelt het zich en verdeelt het zich: dit is de eerste wijze van voortplanting geweest. Wel is het nog geene plant, maar het leeft, hernieuwt zijn weefsel en plant zich voort.
Fig. 34. Microben in den dampkring, 1000 maal vergroot: a, b, Vibrionen; c, d, Bacteriën; f, g, h, Micrococci.
Fig. 35.—1. Bacillen, 1000 maal vergroot; 2. gewone bacteriën, 1500 maal vergroot.
Die eiwitstof, die geleiachtige verbinding van koolstof, stikstof en zuurstof, zal weldra andere stoffen, zooals zwavel, phosphorus, ijzer, zouten, in zich opnemen, en van vorm en eigenschappen veranderen. Zoo zal het protoplasma, na zich verdeeld te hebben in verschillende lichamen, die in eigenschappen verschillen, het aanzijn schenken aan de moneren, de foraminiferen, de eerste cryptogamen, de myxomyceten, de sponsen, het wier, enz.
Fig. 36.—Verschillende vormen van Diatomeën.
Wij hebben reeds kennis gemaakt met de verschillende moneren en gezien, dat er een aantal verschillende soorten bestaan, die zich bijna alle voortplanten door verdeeling van hun lichaam in twee gelijke deelen. Er zijn er echter enkele, zooals de protomonas, de vampyrilla en de protomyxa, die zich op eene andere wijze voortplanten. Op een bepaald tijdstip van hun leven trekken zij hunne kleine trilharen in, die hun voor de beweging en als grijporganen dienen, en veranderen zij in bolletjes. De buitenste laag dier bolletjes wordt taaier dan die van het protoplasma en vormt eene soort van omhulsel, waarbinnen het protoplasma zich verdeelt in een groot aantal kleine bolvormige massa’s. Daarna breekt het omhulsel en komen de nieuw gevormde lichamen naar buiten. Zoo vormen zich de zoösporen.
Fig. 37. Verschillende vormen van Diatomeën.
De microben, waarvan men vooral in de laatste jaren zooveel spreekt, schijnen ook niets anders dan moneren te zijn. Men heeft gewoonlijk geen denkbeeld, hoe groot het aantal wezens is, dat overal in de lucht en in het water krioelt. Gemiddeld bevat een cubieke meter lucht in eene volkrijke stad van drie- tot vierduizend. Maar deze zijn eerst van jongeren datum, daar zij als parasieten bij samenhoopingen van menschen gevonden worden en in volle zee en op de bergen verdwijnen. Hunne levensvatbaarheid is verbazend, evenals die van de meeste afgietseldiertjes. Eene enkele bacterie kan in 24 uren meer dan