Een Zoektocht Van Helden . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Zoektocht Van Helden - Морган Райс страница 13
Thor voelde zich levend. Hij had nog nooit zoveel mensen bij elkaar gezien, zoveel goederen, zoveel tegelijk. Hij had zijn hele leven in een klein dorp gewoond, en nu bevond hij zich in een spil, overspoeld door mensen.
Hij hoorde een luid kabaal, het rinkelen van kettingen, de bons van een groot stuk hout, zo hard dat de grond ervan schudde. Enkele momenten later een ander geluid, dat van paardenhoeven op hout. Hij keek naar beneden en realiseerde zich dat ze over een brug heen gingen; beneden hen was een slotgracht. Een ophaalbrug.
Thor stak zijn hoofd naar buiten en zag immense stenen pilaren, met een puntig ijzeren hek erboven. Ze passeerden de Poort van de Koning.
Het was de grootste poort die hij ooit had gezien. Hij keek omhoog naar de ijzeren punten, en verwonderde zich over het feit dat als ze naar beneden zouden komen, ze hem in tweeën zouden splijten. Hij ontdekte vier van de Zilveren, die de entree bewaakten, en zijn hart begon sneller te kloppen.
Ze gingen door een lange stenen tunnel, en enkele momenten later opende de lucht zich weer boven hen. Ze waren in het Koninklijk Hof.
Thor kon het nauwelijks geloven. Hier was nog meer activiteit, als dat al mogelijk was—het leken wel duizenden mensen, in alle richtingen. Er waren perfect gemaaide grasvelden, en overal bloeiende bloemen. De weg verwijdde zich, en aan weerszijden stonden kraampjes, kooplui en stenen gebouwen. En te midden van dit alles, de mannen van de Koning. Soldaten, gehuld in harnassen. Thor had het gehaald.
In zijn opwinding was hij zonder dat hij het doorhad gaan staan; en terwijl hij stond, kwam de wagen plotseling tot stilstand. Hij tuimelde achterover en belandde op zijn rug in het stro. Voordat hij kon opstaan, hoorde hij het geluid van hout dat omlaag kwam, en hij keek op in de ogen van een boos uitziende oude man, kaal, gekleed in vodden. De menner reikte zijn wagen in, greep Thor met zijn knokige handen bij zijn enkels, en trok hem naar buiten.
Thor vloog uit de wagen en landde met een harde klap op zijn rug op de onverharde weg. Stofwolken vlogen omhoog.
Om hem heen hoorde hij gelach.
“De volgende keer dat je op mijn wagen klimt, ga je in de boeien, jongen! Je hebt geluk dat ik de Zilveren er niet bijroep!”
De oude man draaide zich om, spuwde, haastte zich weer op zijn wagen en spoorde zijn paarden aan.
Beschaamd raapte Thor zijn verstand weer bij elkaar en krabbelde overeind. Hij keek om zich heen: één of twee voorbijgangers grinnikten, en Thor grijnsde naar hen tot ze wegkeken. Hij veegde het stof van zich af en wreef over zijn armen; zijn trots was gekrenkt, maar zijn lichaam niet.
Zijn humeur herstelde zich toen hij, verblind door al dat moois, om zich heen keek. Hij besefte dat hij blij moest zijn dat hij in elk geval zo ver was gekomen. Nu hij uit de wagen was kon hij vrij om zich heen kijken, en wat een uitzicht: het hof strekte zich uit zover als het oog kon kijken. In het midden bevond zich een prachtig stenen paleis, omgeven door torenhoge, versteende muren, bekroond met borstweringen, waarop het leger van de Koning patrouilleerde. Het werd omgeven door perfect onderhouden groene velden, stenen plaza’s, fonteinen, bosjes met bomen. Het was een stad. En het was vergeven van de mensen.
Overal liepen allerlei soorten mensen—kooplui, soldaten, hoogwaardigheidsbekleders—en iedereen leek haast te hebben. Het duurde enkele minuten voor Thor doorhad dat er iets speciaals ging gebeuren. Terwijl doorliep, zag hij dat er voorbereidingen werden getroffen. Er werden stoelen neergezet, en een altaar. Het leek erop dat ze een bruiloft aan het voorbereiden waren.
Zijn hart maakte een sprongetje toen hij in te verte een steekspel veld zag, met een touw dat een lange onverharde weg in tweeën deelde. Op een ander veld zag hij soldaten speren werpen; op een andere boogschutters, die mikten op doelen van stro. Het leek alsof er overal spelen en wedstrijden gehouden zouden worden. er was ook muziek: luiten en fluiten en cimbalen, groepen muzikanten; en wijn, grote fusten die naar buiten werden gerold; en eten, tafels die gedekt werden, banketten die zover strekten als het oog kon zien. Het was alsof hij te midden van een enorme viering terecht was gekomen.
Hoe indrukwekkend het allemaal ook was, Thor voelde een onmiskenbare aandrang om de Krijgsmacht te vinden. Hij was al laat, en hij moest zichzelf kenbaar maken.
Hij haastte zich naar de eerste persoon die hij zag, een oudere man die, gezien zijn bebloede kudde, een slager leek, en zich over de weg haastte. Iedereen hier had zo’n haast!
“Excuseer mij, mijnheer,” zei Thor, terwijl hij zijn arm vastgreep.
De man keek minachtend naar Thor’s hand.
“Wat is er, jongen?”
“Ik ben op zoek naar de Krijgsmacht van de Koning. Weet u waar zij trainen?”
“Zie ik eruit als een kaart?” siste de man, en hij stormde weg.
Thor was verbijsterd door zijn onbeleefde gedrag.
Hij haastte zich naar de volgende persoon, een vrouw die bloem aan het kneden was aan een lange tafel. Er zaten meerdere vrouwen aan de tafel, allemaal hard aan het werk, en Thor bedacht dat één van hem het moest weten.
“Excuseer mij, mejuffrouw,” zei hij. “Weet u misschien waar de Krijgsmacht van de Koning traint?”
De vrouwen, sommigen van hen slechts enkele jaren ouder dan hijzelf, keken elkaar aan en begonnen te giechelen. De oudste draaide zich om en keek hem aan.
“Je zoekt op de verkeerde plek,” zei ze. “Hier bereiden we ons voor op de festiviteiten.”
“Maar er is mij verteld dat zij trainen in het Koninklijk Hof,” zei Thor verward.
De vrouwen begonnen weer te giechelen. De oudste zette haar handen op haar heupen en schudde haar hoofd.
“Je gedraagt je alsof je hier voor het eerst bent. Heb je enig idee hoe groot het Koninklijk Hof is?”
Thor werd rood terwijl de andere vrouwen lachten, en ging er vandoor. Hij vond het niet leuk om uitgelachen te worden.
Voor hem zag hij tientallen wegen, die door het Koninklijk Hof heen kronkelden. In de stenen muren zaten minstens twaalf ingangen. De grootte van deze plek was overweldigend. Hij had het idee dat hij dagen kon zoeken en het nog steeds niet zou vinden.
Toen kreeg hij een idee: een soldaat zou toch zeker wel weten waar de anderen trainden. Hij was nerveus om een echte soldaat van de koning te benaderen, maar hij besefte dat hij geen keus had. Hij draaide zich om en haastte zich naar de muur, naar de soldaat die op wacht stond bij de dichtstbijzijnde ingang, hopend dat hij hem er niet uit zou gooien. De soldaat stond kaarsrecht en keek strak voor zich uit.
“Ik ben op zoek naar de Krijgsmacht van de Koning,” sprak Thor in zijn moedigste stem.
De soldaat bleef recht voor zich uitkijken en negeerde hem.
“Ik zei dat ik op zoek ben naar de Krijgsmacht van de Koning!” drong Thor aan, luider, vastbesloten om erkend te worden.
Na enkele seconden wierp de soldaat een blik naar beneden.
“Kunt u me vertellen waar het is?” drong Thor aan.
“En wat voor aangelegenheid heb je met hen?”
“Een