Een Zoektocht Van Helden . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Zoektocht Van Helden - Морган Райс страница 14

Een Zoektocht Van Helden  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

niet door zou vragen.

      De soldaat keek weer recht vooruit en negeerde hem weer. Thor voelde de moed weer in zijn schoenen zakken en hij was bang dat hij nooit een antwoord zou krijgen.

      Maar na wat voelde als een eeuwigheid, antwoordde de soldaat: “Neem de oostelijke poort, en ga dan naar het noorden tot je niet meer verder kunt. Neem de derde poort aan je linkerhand, en ga dan rechtsaf, en nogmaals rechtsaf. Ga voorbij de tweede stenen boog, hun terrein is voorbij het hek. Maar ik waarschuw je, je verspilt je tijd: ze entertainen geen bezoekers.”

      Dat was alles wat Thor wilde horen. Zonder een seconde te verspillen draaide hij zich om en rende hij over het veld. Hij herhaalde de aanwijzingen in zijn hoofd en probeerde ze te onthouden. Hij zag dat de zon al hoog in de lucht stond, en hij bad dat hij op tijd zou arriveren.

      *

      Thor sprintte over de onberispelijke, met schelpen afgebakende paden, en zocht zijn weg door het Koninklijk Hof. Hij deed zijn best om de aanwijzingen van de soldaat te volgen, en hoopte dat hij niet de verkeerde kant op was gestuurd. Hij bereikte het einde van de binnenplaats, zag de poorten, en koos de derde aan zijn linkerhand. Hij rende erdoor heen en volgde de splitsingen. Hij rende tegen het verkeer in, de duizenden mensen die de stad in stroomden, en de menigte leek met de minuut groter te worden. Hij stootte tegen luitspelers, jongleerders, hofnarren, en allerlei entertainers, iedereen gekleed in zijn beste gewaden.

      Thor deed zijn best om niet te denken aan het idee dat de selectie zonder hem zou beginnen, en hij concentreerde zich op de wegen, op zoek naar een teken van het trainingsveld. Hij passeerde een poort, dook een andere weg in, en toen, in de verte, zag hij wat niets anders kon zijn dan zijn bestemming: een mini colosseum, gebouwd van steen, in een perfecte cirkel. Het was een grote poort in het midden, die werd bewaakt door soldaten. Thor ving een gedempt gejuich op van achter de muren, en zijn hart begon sneller te kloppen. Dit was het.

      Hij trok een sprintje en zijn longen leken haast te barsten. Toen hij de poort bereikte, stapten twee wachters naar voren. Ze lieten hun lansen zakken en versperden Thor de weg. Een derde wachter stapte naar voren en hield zijn hand op.

      “Stop daar,” beviel hij.

      Thor stopte, snakkend naar adem, nauwelijks in staat om zijn opwinding te bedwingen.

      “U... begrijpt... het niet,” hijgde hij, terwijl hij naar adem hapte, “ik moet naar binnen. Ik ben laat.”

      “Laat voor wat?”

      “De Selectie.”

      De wachter, een korte, zware man met een door de pokken geschonden huid, draaide zich om en keek naar de anderen, die hem een cynische blik toewierpen. Hij wendde zich weer tot Thor en bekeek hem met een minachtende blik.

      “De rekruten zijn uren geleden al gearriveerd, met het Koninklijk transport. Als je niet uitgenodigd bent, kun je niet naar binnen.”

      “Maar u begrijpt het niet. Ik moet—”

      De wachter greep Thor bij zijn shirt.

      “Jij bent degene die het niet begrijpt, jij brutale kleine jongen. Hoe durf je hier te komen en te proberen naar binnen te komen? Ga nu—voor ik je vastketen.”

      Hij gaf Thor een duw, en hij struikelde enkele meters naar achteren.

      Thor voelde een steek zijn borst waar de hand van de wachter hem had geraakt—maar wat nog meer pijn deed, was de afwijzing. Hij was verontwaardigd. Hij was niet helemaal hierheen gekomen om door een wachter weggestuurd te worden, zonder zelfs maar gezien te worden. Hij was vastbesloten om binnen te komen.

      De wachter draaide zich weer naar zijn mannen, en Thor liep langzaam weg, om het circulaire gebouw heen. Hij had een plan. Hij liep tot hij uit het zicht was, en begon langs de muren te joggen. Hij verzekerde zichzelf ervan dat de wachters hem niet zagen, en voerde het tempo op. Toen hij halverwege rond het gebouw was, ontdekte hij een andere doorgang de arena in: boven in de stenen muur zaten enkele gewelfde openingen, geblokkeerd door ijzeren tralies. Eén van de openingen had geen tralies. Hij hoorde weer gebrul, hees zichzelf op aan de rand, en keek.

      Zijn hartslag versnelde. Daar, midden in op het gigantische, circulaire trainingsveld, stonden tientallen rekruten op een rij—inclusief zijn broers. Tegenover hen stonden een stuk of tien van de Zilveren. De mannen van de Koning liepen tussen hen door.

      Een andere groep rekruten stond aan de zijkant, en wierp speren naar een doelwit in de verte, onder het toeziend oog van een soldaat. Eén van hen miste.

      De verontwaardiging brandde in zijn aderen. Hij had die doelwitten kunnen raken; hij was net zo goed als zij. Hij was alleen wat jonger, een beetje kleiner, maar het was niet eerlijk dat hij buitengesloten werd.

      Plotseling voelde Thor een hand op zijn rug. Hij voelde hoe hij naar achteren getrokken werd en door de lucht vloog. Hij kwam met een harde klap op de grond terecht.

      Hij keek op en zag de wachter van de poort, die spottend op hem neerkeek.

      “Wat heb ik je gezegd, jongen?”

      Voordat hij kon reageren, gaf de wachter Thor een harde schop. Thor voelde een scherpe pijn in zijn ribben, en de wachter bereidde zich voor om hem nogmaals te schoppen.

      Deze keer wist Thor de voet van de wachter midden in de lucht vast te grijpen; hij trok eraan, bracht de wachter uit balans, en hij viel.

      Thor sprong snel overeind. Ook de wachter krabbelde overeind. Thor staarde hem aan, geschokt door wat hij zojuist had gedaan. De wachter keek hem dreigend aan.

      “Ik zal je niet alleen in de boeien slaan,” siste de wachter, “maar ik zal je straffen. Niemand raakt een wachter van de Koning aan! Vergeet de Krijgsmacht maar—nu zul je wegrotten in de kerker! Je hebt geluk als iemand ooit nog een glimp van je opvangt!”

      De wachter haalde een ketting met een boei tevoorschijn. Met een wraakzuchtige blik liep hij op Thor af.

      Thor’s gedachten gingen als een wervelwind tekeer. Hij kon het niet toelaten om vastgeketend te worden—maar hij wilde ook geen lid van de Koninklijke Garde pijn doen. Hij moest iets bedenken—en snel.

      Hij herinnerde zich zijn slinger. Zijn reflexen namen de overhand terwijl hij hem vastpakte, een steen plaatste, richtte, en losliet.

      De steen vloog door de lucht en stootte de boeien uit de greep van de verbijsterde wachter; hij raakte ook zijn vingers. De wachter trok terug en schudde zijn hand heen en weer, schreeuwend van de pijn, terwijl de boeien op de grond kletterden.

      De wachter wierp Thor een hatelijke blik toe. Met een herkenbaar, metalen gerinkel trok hij zijn zwaard tevoorschijn.

      “Dat was je laatste fout,” dreigde hij, en hij viel aan.

      Thor had geen keus: deze man zou hem niet met rust laten. Hij legde een andere steen in zijn slinger en wierp. Hij mikte doelbewust: hij wilde de wachter niet doden, maar hij moest hem stoppen. Dus in plaats van te mikken op zijn hart, neus, ogen of hoofd, mikte Thor op de enige plaats waarvan hij wist dat de steen hem zou stoppen, maar niet doden.

      Tussen de benen van de wachter.

      Hij liet de steen vliegen—niet op volle kracht, maar hard genoeg om de man op zijn knieën te brengen.

      Het was een perfecte worp.

Скачать книгу