De bol van Kandra. Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De bol van Kandra - Морган Райс страница 11

De bol van Kandra - Морган Райс

Скачать книгу

zei juffrouw Belfry. “Oliver. Het boek.” Het tijdreisboek van Professor Nightingale lag op haar bureau. “Neem het mee,” voegde ze toe. “Ik wil het aan jou geven.”

      “Dank u,” zei Oliver. Hij was haar erg dankbaar. Juffrouw Belfry was echt de beste niet-ziener docent die hij ooit had gehad.

      Hij pakte het boek en liep richting de deur. Maar toen hoorde hij juffrouw Belfry hem roepen.

      “Kom je ooit nog terug?”

      Hij zweeg even en keek haar aan. “Ik weet het niet.”

      Ze knikte verdrietig naar hem. “Nou, als dit vaarwel is, dan kan ik je alleen nog maar het beste wensen. Ik hoop dat je vind wat je zoekt, Oliver Blue.”

      Oliver voelde een diepgaande dankbaarheid. Zonder juffrouw Belfry zou hij die eerste ellendige dagen in New Jersey waarschijnlijk niet overleefd hebben. “Dank u, juffrouw Belfry. Dank u voor alles.”

      Oliver rende het lokaal uit, ernaar verlangend om de eerste trein naar Boston te pakken om Professor Nightingale te ontmoeten. Maar als hij voorgoed uit New Jersey wegging was er één ding dat hij eerst moest doen.

      De pestkoppen.

      Het was lunchtijd.

      En hij had nog één ding om recht te zetten.

      *

      De geur van vette friet kwam hem tegemoet toen hij de trap naar de kantine afliep. Hij had zo lang met juffrouw Belfry gepraat dat het nu al lunchtijd was.

      Perfect, dacht Oliver.

      Hij ging de kantine in. Die zat vol met leerlingen en het was er extreem lawaaiig. Hij zag Paul en Samantha, de pestkoppen van natuurkunde. Ze zagen hem en begonnen te wijzen en te fluisteren. Ook andere kinderen draaiden zich om en lachten Oliver uit. Hij zag de kinderen die ballen naar hem hadden gegooid op het schoolplein. De kinderen uit de les van meneer Portendorfer, die het geweldig vonden dat de knorrige oude leraar hem maar Oscar bleef noemen.

      Oliver scande de ruimte tot hij zijn doelwit zag: Chris en zijn vrienden. Dat waren de kinderen die hem tijdens de storm hadden opgejaagd. Die hem een afvalcontainer in hadden gejaagd. Die hem een freak en een weirdo hadden genoemd, en nog veel meer afschuwelijke dingen.

      Zij hadden hem ook gezien. Het gemene meisje met vlechten in het haar begon te glimlachen. Ze stootte de slungelige jongen met sproeten aan. Hij had vrolijk toegekeken toen Chris Oliver in een hoofdklem had genomen. Voor zover zij wisten hadden ze Oliver gisteren door de storm opgejaagd en hem gedwongen zich in een afvalcontainer te verstoppen. Nu hij hen naar hem zag grijzen, stond hij te tandenknarsen van woede.

      Ook Chris keek op. De angst die Oliver in hun woonkamer had gezien was verdwenen nu hij in het gezelschap van zijn vrienden was.

      Zelfs vanaf de andere kant van de kantine kon Oliver Chris’ woorden liplezen. “Oh kijk, het is de verdronken rat,” zei hij tegen zijn vrienden.

      Oliver concentreerde zich op hun tafel. Toen sprak hij zijn ziener krachten aan.

      Hun dienbladen begonnen op te stijgen. Het meisje dook naar achteren in haar stoel, doodsbang.

      “Wat is er aan de hand?”

      De jongen met sproeten en de dikke jongen sprongen ook op. Ze zagen er net zo bang uit en maakten angstige geluiden. Chris sprong uit zijn stoel. Maar hij leek niet bang. Hij leek razend.

      Andere leerlingen begonnen zich om te draaien om te kijken waar de commotie vandaan kwam. Toen ze de dienbladen op magische wijze in de lucht zagen zweven, raakten ze in paniek.

      Oliver liet de dienbladen hoger en hoger zweven. Toen ze op ooghoogte waren, liet hij ze omkeren.

      De etenswaren regenden neer op de hoofden van de pestkoppen.

      Nu weten jullie ook hoe het voelt om onder het afval te zitten, dacht Oliver.

      Er brak chaos uit in de kantine. Kinderen begonnen te schreeuwen, renden alle kanten op en duwden elkaar in hun haast om naar de uitgang te komen. Eén van Olivers pestkoppen—van top tot teen bedekt met aardappelpuree—gleed uit over de bonen die op de grond lagen. Hij gleed over de vloer en liet een ander struikelen.

      In de chaos zag Oliver Chris aan de andere kant van de kantine staan. Hij staarde met samengeknepen ogen naar Oliver. Zijn gezicht werd rood van woede. Hij zette zijn enorme lichaam op om er nog dreigender uit te zien.

      Maar Oliver liet zich niet intimideren. Niet eens een beetje.

      “Jij!” brulde Chris. “Ik weet dat jij het bent! Ik heb het altijd al geweten! Je hebt rare krachten, of niet? Je bent een freak!”

      Hij beende op Oliver af.

      Maar Oliver was hem al twee stappen voor. Hij duwde zijn krachten naar buiten en bedekte de vloer onder Chris’ voeten met een dikke, glibberige olie. Chris wankelde, struikelde en gleed weg. Hij kon zijn balans niet houden en viel plat op zijn kont. Hij gleed over de vloer richting Oliver alsof hij op een waterglijbaan zat.

      Oliver duwde de deuren van de uitgang open. Chris gleed vlak langs hem heen, precies door de deuropening. Schreeuwend gleed hij de binnenplaats op en verder, over Olivers onzichtbare olieglijbaan, tot hij in de verte verdween.

      “Doei!” riep Oliver hem na, zwaaiend.

      Hopelijk zou dit de laatste keer zijn dat hij Christopher Blue zag.

      Hij sloeg de deuren dicht en draaide zich op zijn hielen om.

      Met opgeheven hoofd liep Oliver door de rommelige kantine en wandelde zelfverzekerd door de gangen van Campbell Junior High. Hij had zich nog nooit zo goed gevoeld. Niets kon dit gevoel overtreffen.

      Toen hij de uitgang bereikte, duwde hij de dubbele deuren met beide handen open. Een windvlaag van frisse, koude lucht blies in zijn gezicht. Hij ademde diep in en voelde zich herboren.

      En toen zag hij haar.

      Beneden aan de trap stond een eenzame figuur. Zwart haar. Smaragdgroene ogen.

      Oliver kon het niet geloven. Zijn hart maakte een sprongetje en ging hevig tekeer. Zijn hoofd begon te tollen terwijl hij wanhopig probeerde uit te vogelen hoe… waarom…

      Zijn handpalmen werden klam. Zijn keel werd droog. Een rilling van opwinding liep over zijn ruggengraat.

      Want degene die daar stond was een schoonheid.

      Het was niemand anders dan Esther Valentini.

      HOOFDSTUK ZES

      “Esther?” bracht Oliver uit.

      Hij pakte haar bij haar schouders en keek haar doordringend aan. Hij kon zijn ogen niet geloven.

      “Oliver.” Er verscheen een glimlach op Esthers gezicht. Ze sloeg haar armen om hem heen. “Ik heb je gevonden.”

      Haar stem was zo zoet als honing. Het klonk als muziek in zijn oren. Oliver hield haar

Скачать книгу