De dood van Sherlock Holmes — De terugkeer van Sherlock Holmes. Doyle Arthur Conan

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De dood van Sherlock Holmes — De terugkeer van Sherlock Holmes - Doyle Arthur Conan страница 12

De dood van Sherlock Holmes — De terugkeer van Sherlock Holmes - Doyle Arthur Conan

Скачать книгу

style="font-size:15px;">      „Integendeel; nog gisteren avond zag ik mijn oude aanteekeningen in en was ik bezig enkele van onze laatste oplossingen te rangschikken,” gaf ik ten antwoord.

      „Ik vertrouw, dat gij uw verzameling nog niet als gesloten beschouwt.”

      „Volstrekt niet; niets zou ik liever wenschen, dan ze nog met een paar verhalen aan te vullen.”

      „Vandaag bijvoorbeeld?”

      „Ja, vandaag als ge wilt.”

      „En zoudt ge er zelf voor naar Birmingham willen reizen?”

      „Zeker, als ge het wenscht.”

      „En uw praktijk?”

      „Ik neem die van mijn buurman waar, als hij op reis is; hij is dus ook altijd bereid de mijne waar te nemen.”

      „Beter kon het niet treffen,” zeide Holmes, in zijn stoel achterover leunende en mij van onder zijn halfgesloten oogleden scherp aanziende. „Ik merk, dat gij de laatste dagen ongesteld waart. Een verkoudheid in den zomer grijpt iemand altijd erg aan.”

      „Ik moest de vorige week een paar dagen om een zeer erge verkoudheid te huis blijven; maar ik dacht, dat men nu niets meer aan mij kon zien.”

      „Dat is zoo. Ge ziet er nu weer erg sterk uit.”

      „Hoe wist gij het dan?”

      „Mijn waarde vriend, gij kent mijn methode.”

      „Gij leidt het dus af uit hetgeen gij ziet?”

      „Zeker.”

      „En waaruit dan?”

      „Uit uw muilen.”

      Ik keek naar de nieuwe patent lederen, die ik droeg.

      „Hoe in 's hemels naam...?” begon ik; doch Holmes voorkwam mijn vraag.

      „Uw muilen zijn nieuw,” zeide hij. „Gij kunt ze niet langer dan een paar weken gehad hebben. De zolen, die gij mij op dit oogenblik toekeert, zijn licht geschroeid. Een oogenblik dacht ik, dat ze nat geweest konden zijn en bij het drogen te dicht bij het vuur gehouden. Maar bij de wreef zit een klein rond papiertje met het merk van den winkelier er op. Vochtigheid zou dit papiertje natuurlijk hebben losgemaakt. Ge hebt dus met uw voeten naar het vuur uitgestrekt gezeten, wat een man zelfs in zulk een vochtige Junimaand, als wij nu hebben, niet zou doen, als hij volkomen gezond was.”

      Als al de redeneeringen van Holmes, was de zaak, nu ze eerst verklaard werd, zeer eenvoudig. Hij las mijn gedachten op mijn gelaat en zijn glimlach was niet vrij van bitterheid.

      „Ik ben bang, dat ik mij zelf bij dat verklaren een beetje weggooi,” zeide hij. „Gevolgen te noemen zonder oorzaken maakt veel meer indruk. Zijt gij gereed mee naar Birmingham te gaan?”

      „Zekerlijk, wat is er aan de hand?”

      „Gij zult alles in den trein hooren. Mijn cliënt wacht mij buiten in een rijtuig. Kunt gij terstond medegaan?”

      „Wacht nog slechts een oogenblik.” Ik schreef een briefje aan mijn buurman, ging de trap op om mijn vrouw de zaak te vertellen en voegde mij op de stoep weer bij Holmes.

      „Uw buurman is een dokter, niet waar?” zeide hij, op de koperen deurplaat wijzende.

      „Ja. Hij nam de praktijk van een gevestigden geneesheer over, evenals ik.”

      „Een oude zaak?”

      „Even oud als die van mij; beide waren er gevestigd sedert de huizen gebouwd zijn.”

      „Dan hebt gij de drukst beklante gekocht.”

      „Dat geloof ik ook. Maar hoe weet gij dat?”

      „Dat zie ik aan de stoeptreden, mijn vriend. De uwe zijn drie duim dieper uitgesleten. — Die heer daar in de cab is mijn cliënt, Mr. Hall Pycroft. Vergun mij u aan hem voor te stellen. — Leg de zweep er over, koetsier, want wij moeten ons haasten, willen we op tijd aan den trein wezen.”

      De man, aan wien ik werd voorgesteld, was een gezonde, flink gebouwde jonge man met een eerlijk, open gelaat en een dunnen, gedraaiden rossen knevel. Hij droeg een glanzigen zijden hoed en een mooi, eenvoudig zwart costuum, hetgeen hem een voorkomen gaf van een jongen schranderen City-man, wat hij inderdaad was en wel behoorende tot hen, die met den naam Cockneys worden aangeduid. Dit neemt niet weg, dat zij onze voortreffelijkste vrijwilligers-regimenten vormen en de krachtigste jonge mannen en de beste sportlui van geheel Engeland zijn. Zijn rond, blozend gelaat had veel natuurlijke vriendelijkheid, doch de hoeken van zijn mond vertoonden een trek van droefgeestigheid. Eerst toen wij in onze coupé eerste klasse zaten en goed en wel op reis naar Birmingham waren, vernam ik om welke moeilijkheid hij de hulp van Sherlock Holmes had ingeroepen.

      „Wij rijden nu een zeventig minuten aan een stuk door. Ge zoudt me dus een genoegen doen, met aan mijn vriend uw belangwekkende geschiedenis te vertellen,” zei Holmes. „Liefst even nauwkeurig als gij ze mij hebt verteld en zoo mogelijk nog meer in bijzonderheden. Het zal mij ook nuttig zijn, de verschillende feiten nog eens te hooren. Het is een geval, Watson, waarin veel kan zitten en dat eveneens niets kan beteekenen, doch in elk geval die ongewone trekken vertoont, waarvan gij evenveel houdt als ik.”

      De jonge man zag mij aan met een onrustige flikkering in zijn oogen.

      „Het ergste van de geschiedenis is,” zeide hij, „dat ik mij zeer dwaas heb gedragen. Natuurlijk kan alles nog goed afloopen en ik zie niet in, dat ik anders had kunnen handelen. Ik munt niet uit in de kunst van vertellen, mijnheer Watson, maar gij zult het daarmee zeker zoo nauw niet nemen.

      Ik had een betrekking bij de firma Coxon and Woodhouse van Draper's Gardens, maar vroeg in het voorjaar gingen zij, zooals gij u ongetwijfeld herinnert, failliet. Ik was vijf jaar bij hen geweest en de oude Coxon gaf mij, toen de slag kwam, een goed getuigschrift; maar natuurlijk werden wij, klerken, zeven en twintig in getal, aan den dijk gezet. Ik probeerde hier en probeerde daar, maar tal van andere klerken meldden zich voor dezelfde betrekkingen aan en ik zat een langen tijd op zwart zaad. Op Coxon's kantoor had ik drie pond per week verdiend en er ongeveer zeventig bespaard, maar spoedig waren die opgeteerd. Ik wist op 't laatst geen raad meer en kon nauwelijks de postzegels betalen om op advertentiën te schrijven of de enveloppe, waarop ik ze moest plakken. Mijn schoenen had ik versleten door het vele opklimmen van kantoortrappen en ik scheen nog even ver van een betrekking als ooit.

      Eindelijk hoorde ik, dat er een plaats vacant was op het kantoor van Mawson and Williams, de groote effectenmakelaars in Lombard-Street. Ik kan u zeggen, dat dit een der rijkste huizen in Londen is. De advertentie behoefde slechts met een brief beantwoord te worden. Ik zond mijn getuigschrift en sollicitatiebrief in, zonder evenwel de minste hoop te koesteren de betrekking te krijgen. Tot mijn verrassing echter ontving ik een antwoord, waarin mij werd gemeld, dat ik den volgenden Maandag in functie kon treden, zoo mijn voorkomen mocht bevallen. Niemand weet, hoe het met zulke dingen gaat. Sommige lieden zeggen, dat de directeur de hand in den hoop sollicitatiebrieven steekt en er maar een op goed geluk uitneemt. De getrokkene krijgt de betrekking. Maar wat hiervan moge zijn, ik had nu het buitenkansje en was zoo gelukkig als 't maar kon. De betrekking gaf mij nog een pond per week meer dan die ik had gehad

Скачать книгу