De Ellendigen (Deel 3 van 5). Victor Hugo

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Ellendigen (Deel 3 van 5) - Victor Hugo страница 15

De Ellendigen (Deel 3 van 5) - Victor Hugo

Скачать книгу

in de souvereiniteit der Fransche gedachte, die Europa was ingevloten; hij zag uit de Revolutie de machtige gestalte van het volk en uit het Keizerrijk de grootsche gestalte van Frankrijk opdagen. En zijn geweten verklaarde hem, dat dit alles goed was geweest.

      Wat hij in zijn verblinding bij die eerste veelomvattende waardeering over het hoofd zag, behoeven wij, naar we meenen, niet aan te voeren. ’t Is de toestand van een vooruitgaanden geest, dien wij aangeven. Vooruitgang heeft meer dan éénen stap noodig. Dit eens vooral, zoo voor hetgeen voorafging als voor ’t geen volgen zal; gaan wij nu voort.

      Toen bespeurde hij, dat hij tot hiertoe zijn vaderland, evenmin als zijn vader, had begrepen. Geen van beiden had hij gekend; hij was met vrijwillige blindheid geslagen geweest. Nu zag hij, en bewonderde aan den eenen, vereerde aan den anderen kant.

      Vol leedwezen en wroeging bedacht hij wanhopend, dat hij al wat zijn ziel bevatte, voortaan slechts aan een graf kon zeggen. Ach, zoo zijn vader nog geleefd, zoo hij hem nog bij zich gehad had; zoo God, meedoogend en goed, vergund had, dat zijn vader nog in leven was, hoe zou hij zich gehaast hebben, hoe zou hij zich tot zijn vader gespoed en uitgeroepen hebben: „Vader, hier ben ik! ik ben uw zoon; ik heb hetzelfde hart als gij!” O, hoe zou hij zijn grijze hoofd gekust, zijn haren met tranen besproeid, zijn litteeken beschouwd, zijn handen gedrukt, zijn kleederen vereerd, zijn voeten omhelsd hebben! Ach, waarom was zijn vader zoo vroeg, vóór den tijd, vóór de rechtvaardigheid, vóór de liefde van zijn zoon gestorven! Marius’ hart was zoo vol zuchten, dat het telkens, helaas! schreide. Toen werd hij tevens meer degelijk en ernstig, meer zeker van geloof en meeningen. Ieder oogenblik hielp het licht der waarheid zijn rede. Er ontstond in hem als een inwendige vermeerdering van groeikracht. Hij gevoelde, dat hij natuurlijk grooter werd door hetgeen die beide hem geheel nieuwe dingen, zijn vader en zijn vaderland, hem brachten.

      Evenals men, een sleutel hebbende, alles opent, even zoo werd hem openbaar wat hij gehaat, doorgrondde hij wat hij verfoeid had; thans zag hij duidelijk den vooruitziender, goddelijken en menschelijken geest in die grootsche dingen, welke men hem geleerd had te verfoeien, en de groote mannen, die men hem beval te vloeken. Wanneer hij aan zijn vroegere meeningen dacht, die slechts van gisteren waren en hem toch reeds zoo oud schenen, werd hij verontwaardigd over zich zelf en lachte. Uit de betere opvatting omtrent zijn vader was natuurlijk ook die van Napoleon gevolgd.

      Toch moeten wij zeggen, dat dit niet zonder moeite was geschied.

      Van zijn kindsheid af had hij het oordeel der partij van 1814 omtrent Napoleon ingezogen. Want al die vooroordeelen der Restauratie, al hare belangen, al haar instinct strekte slechts om Napoleon te misvormen. Zij verfoeide hem nog meer dan Robespierre. Behendig genoeg had zij van de afmatting des volks en den haat der moeders gebruik gemaakt. Bonaparte was schier een fabelachtig monster geworden, en om hem voor de verbeelding des volks, die, zooals wij straks bewezen, de verbeelding der kinderen gelijkt, te schilderen, deed de partij van 1814 beurtelings de schrikbarendste maskers – van wat vreeselijk en toch grootsch is af tot wat vreeselijk en bespottelijk is daarenboven, van Tiberius af tot Blauwbaard toe – te voorschijn treden. Wanneer er dus van Bonaparte werd gesproken, stond beide, weenen of lachen, vrij, mits haat er slechts den grondtoon van aangaf. Marius’ geest had, nopens dezen man, – zooals men hem noemde – nooit andere denkbeelden gekoesterd. Zij waren met de in zijn aard liggende vasthoudendheid saamgeweven. Er was een hardnekkig ventje in zijn binnenste, dat Napoleon haatte.

      Door de geschiedenis te lezen en ze vooral in de officiëele stukken en stoffelijke voorwerpen te bestudeeren, zag Marius nu allengs den sluier scheuren, die Napoleon voor zijn oogen verborg. Hij zag toen iets grootsch, en vermoedde dat hij zich tot nog toe zoowel omtrent Bonaparte als al het overige bedrogen had.

      Iederen dag werd zijn inzicht helderder; en langzaam, stap voor stap, aanvankelijk schier met leedwezen, vervolgens als in dronkenschap en als door onweerstaanbare begoocheling aangetrokken, beklom hij de donkere, toen de flauw verlichte en eindelijk de helder schitterende trappen der geestvervoering.

      Op zekeren nacht was hij in zijn dakkamertje alleen. Zijn licht brandde; op de tafel geleund zat hij bij het open venster te lezen. Allerlei droomerijen rezen in zijn geest op en vermengden zich met zijn gedachten. Welk een schouwspel biedt de nacht! Men hoort onduidelijke geruchten, zonder dat men weet van waar zij komen; men ziet Jupiter als een kool vuurs gloeien, Jupiter, die twaalfmaal grooter dan de aarde is; het hemelsblauw is zwart, de sterren fonkelen; – ’t is een ontzettend grootsch gezicht!

      Hij las de bulletins van het groote leger, die homerische strofen op het slagveld geschreven; bij tusschenpoozen zag hij er den naam zijns vaders en immer dien des keizers in: geheel het groote Keizerrijk daagde voor hem op; hij gevoelde als ’t ware dat er een zwellende vloed in hem steeg; het kwam hem voor, dat zijn vader hem als een schim voorbij zweefde en hem iets toefluisterde; hij werd hoe langer hoe zonderlinger te moede; hij dacht het tromgeroffel, het kanongebulder, het trompetgeschal, den afgemeten tred der bataljons, den doffen, verren galop der cavalerie te hooren; nu en dan richtte hij de oogen naar den hemel en aanschouwde in de onmetelijke verte de reusachtige, fonkelende sterrenbeelden, en dan sloeg hij ze weder op zijn boek en zag er andere kolossale dingen verward dooreenwoelen. Zijn hart was beklemd. Hij was in vervoering en beefde en hijgde; eensklaps, zonder te weten wat in hem omging en waaraan hij gehoorzaamde, richtte hij zich op, stak beide armen uit het venster, keek strak vooruit in de schaduw, in de stilte, in het oneindige duister en de eeuwige onmetelijkheid, en riep: „Leve de Keizer!”

      Конец ознакомительного фрагмента.

      Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

      Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

      Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

      1

      Steek den slip van uw hemd in uw broek, opdat men niet zegge, dat de patriotten de witte vlag hebben uitgehangen.

      2

      Een onvertaalbare woordspeling op Desolles, Decases en Deserre. De beteekenis van dit tweeregelig vers is, dat, om den op zijn grond vesten geschokten troon te schragen, men van bodem, de sol, van broeikas, de serre, en van hut, de case, veranderen moet; alzoo Desolles, Deserre, Decases moesten vervangen worden.

      3

      Een woordspeling. Door van suspendu (geschorst) de eerste lettergreep sus te nemen, krijgt men pendu (gehangen).

/9j/4AAQSkZJRgABAQEASABIAAD/2wBDAAMCAgMCAgMDAwMEAwMEBQgFBQQEBQoHBwYIDAoMDAsKCwsNDhIQDQ4RDgsLEBYQERMUFRUVDA8XGBYUGBIUFRT/2wBDAQMEBAUEBQkFBQkUDQsNFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBQUFBT/wAARCAMeAjoDAREAAhEBAxEB/8QAHQAAAwACAwEBAAAAAAAAAAAAAAECAwYFBwgECf/EAGMQAAEDAgQEAgYEBA4MCwgCAwEAAhEhMQMEEkEFBlFhInEHEzKBkaEIFUKxFFKzwRYjJCU1NmJjcnOCstHhFyYzNDdDdHWDktPwRVNVZISUoqO00vEYJ0RUZZPCw4WkRlaV/8QAHAEBAQADAQEBAQAAAAAAAAAAAAECBAUHAwYI/8QASREBAAEDAQMHCAYHBwUAAgMAAAECAxEEITFxBQY0QVFysRITM2GBkaHBIjJSgrLRFCM1U5LS4RUkQmKiwvAWQ1Ti8SVEY3OD/9oADAMBAAIRAxEAPwDZQIAoI6m5Xh7+lw1ocXUpdA3NgkAil4RZgMaLi3dRIhWmwAHvqikzDqdQaO6Z7Fx2pIgtkBrY6XqqxV6s6oA

Скачать книгу