Een Hemel Van Spreuken . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Hemel Van Spreuken - Морган Райс страница 8
“Ik kan niet meer,” zei Krog met een schorre stem.
Reece voelde hetzelfde, maar hij zei niets.
Ze waren in een hoek gedreven. Ze waren de Faws te slim af geweest, maar het zou niet lang meer duren. Ze zouden hen spoedig vinden, en ze waren zwaar in de minderheid. Ze zouden gedood worden. Al hun harde werk voor niets.
Reece wilde hier niet sterven. Niet op deze plek. Als hij dan moest sterven, dan wilde hij daarboven sterven, op eigen grond, en met Selese aan zijn zijde. Als hij nu nog maar één kans had om te ontsnappen.
Reece hoorde een afschuwelijk geluid, en toen hij zich omdraaide zag hij de Faws, die misschien nog honderd meter van hen verwijderd waren. Er waren er duizenden, en ze kwamen snel dichterbij.
Ze trokken hun wapens.
“We kunnen geen kant meer op,” zei Centra.
“Dan vechten we tot de dood!” riep Reece uit.
“Reece!” klonk een stem.
Reece keek omhoog, en terwijl de mist optrok, verscheen er een gezicht. Even dacht hij dat hij een geest had gezien. Hij kon het niet geloven. Daar was de vrouw waar hij net aan had gedacht.
Selese.
Wat deed ze hier? Hoe was ze hier terecht gekomen? En wie was die andere vrouw bij haar? Ze zag eruit als de koninklijke genezeres, Illepra.
Ze hingen aan de klif, een lang en dik touw rond hun middels en handen gebonden. Het touw leek makkelijk vast te pakken, en ze daalden snel af. Selese reikte naar achteren en gooide de rest van het touw naar beneden. Het viel een goede dertien meter door de lucht, als een ladder uit de hemel, en belandde voor Reece’ voeten op de grond.
Het was de uitweg.
Ze aarzelden geen seconde. Ze renden op het touw af, en binnen enkele momenten waren ze aan het klimmen, zo snel als ze konden. Reece liet de rest eerst gaan. Hij ging als laatste. Hij trok het touw met zich mee omhoog, zodat de Faws hen niet achterna konden komen.
De Faws verschenen en sprongen naar zijn voeten—maar ze misten, Reece was net buiten hun bereik.
Reece stopte terwijl hij Selese bereikte, die op een richel op hem stond te wachten; hij leunde naar voren en ze kusten.
“Ik hou van je,” zei Reece, en hij werd overspoeld door liefde voor haar.
“En ik van jou,” antwoordde ze.
Ze vervolgden hun klim, achter de anderen aan, de rotswand op. Ze klommen hoger en hoger. Spoedig zouden ze thuis zijn. Reece kon het nauwelijks geloven.
Thuis.
HOOFDSTUK VIER
Alistair stormde over het chaotische slagveld terwijl ze zich een weg tussen de vechtende soldaten heen baande, die vochten tegen het leger van ondoden. Geschreeuw en gekreun vulde de lucht terwijl de soldaten de boze geesten doodden—en de boze geesten op hun beurt de soldaten. De Zilveren en MacGils en Silesianen vochten moedig—maar ze waren zwaar in de minderheid. Voor elke ondode die ze doodden, verschenen er drie meer. Alistair kon zien dat het slechts een kwestie van tijd was voor al haar mensen weggevaagd zouden worden.
Alistair verdubbelde haar snelheid en rende met alles dat ze had. Haar longen stonden op springen. Ze dook weg terwijl een ondode naar haar gezicht uithaalde en schreeuwde het uit toen een ander haar arm bekraste. Ze stopte niet om tegen hen te vechten. Er was geen tijd. Ze moest Argon vinden.
Ze rende in de richting waar ze hem als laatst had gezien, toen hij tegen Rafi had gevochten en in elkaar was gestort van de inspanning. Ze hoopte dat het hem niet had gedood, dat ze hem kon wekken, en dat ze het kon halen voor zij en al haar mensen gedood zouden worden.
Er verscheen een ondode voor haar die haar de weg versperde, en ze strekte haar hand uit; een witte bal van licht raakte het wezen tegen zijn borst, en hij werd naar achteren geblazen.
Er verschenen er nog vijf, en ze richtte haar hand weer op hen—maar deze keer kwam er slechts één witte bal van licht, en de andere vier kwamen op haar af. Haar krachten, merkte ze tot haar verassing, waren beperkt.
Alistair zette zich schrap voor de aanval—toen ze een grommend geluid hoorde en Krohn ineens vanuit het niets de wezens besprong en zijn tanden in hun kelen zette. De ondoden keerden zich tot hem, en Alistair zag haar kans. Ze gaf er één een elleboog in zijn keel en rende.
Alistair duwde zich wanhopig een weg door de chaos. De ondoden leken zich met de seconde te vermenigvuldigen, en haar mensen werden terug gedreven. Eindelijk bereikte ze een kleine open plek, de plek waar ze Argon het laatst had gezien.
Alistair liet wanhopig haar blik over de grond glijden tot ze hem zag, tussen de levenloze lichamen. Hij lag op de grond, opgekruld in een bal. Hij had duidelijk een soort spreuk gebruikt om anderen bij zich weg te houden. Hij was bewusteloos, en terwijl Alistair naar hem toe rende, hoopte ze dat hij nog leefde.
Terwijl ze dichterbij kwam, voelde Alistair de bescherming van zijn magische bubbel. Ze ging op haar knieën naast hem zitten en haalde diep adem, eindelijk veilig van de strijd om haar heen. Rust in het oog van de storm.
Maar Alistair schrok terwijl ze Argon beter bekeek: hij had zijn ogen gesloten en ademde niet. Ze werd overspoeld door paniek.
“Argon!” riep ze uit. Ze greep zijn schouders met trillende handen vast. “Argon, ik ben het! Alistair! Wordt wakker! Je moet wakker worden!”
Argon lag daar, niet reagerend, terwijl om haar heen de strijd steeds heviger werd.
“Argon, alsjeblieft! We hebben je nodig. We kunnen niet vechten tegen Rafi’s magie. We hebben jouw krachten niet. Alsjeblieft, kom bij ons terug. Voor de Ring. Voor Gwendolyn. Voor Thorgrin.”
Alistair bleef hem door elkaar schudden, maar hij gaf geen teken van leven.
Uit haar pure wanhoop kreeg ze ineens een idee. Ze legde haar handen op zijn borst, sloot haar ogen en concentreerde zich. Ze riep al haar energie op, alles dat ze nog over had, en ze voelde langzaam haar handen warm worden. Toen ze haar ogen opende zag ze een blauw licht uit haar handen komen, dat zich over zijn borst en schouders uitstrekte. Al snel was zijn hele lichaam omgeven door het licht. Alistair gebruikte een eeuwenoude spreuk die ze ooit eens had geleerd, om de zieken te genezen. Het kostte haar al haar kracht, en ze voelde al haar energie uit haar lichaam stromen. Ze werd steeds zwakker.
Alistair stortte in elkaar, uitgeput van de inspanning, en liet zich naast Argon op de grond vallen. Ze was te zwak om nog te bewegen.
Ineens voelde ze beweging, en toen ze omkeek zag ze tot haar verbazing dat Argon wakker was.
Hij ging rechtop zitten en keek haar aan. Zijn ogen glommen met een intensiteit die haar bang maakte. Hij staarde haar uitdrukkingsloos aan, pakte zijn staf en stond op. Hij strekte een arm naar haar uit, pakte haar hand vast en trok haar moeiteloos overeind.