Een Lot Van Draken . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Lot Van Draken - Морган Райс страница 5

Een Lot Van Draken  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

wateren.

      Eindelijk wist Thor zichzelf bijeen te schrapen. Hij stond op en keek om zich heen. Hij keek neer op het water, en zag dat het van kleur was veranderd: het was nu een licht, gloeiend rood. Ze bevonden zich op een andere zee.

      “De Zee van Draken,” zei Reece, naast hem, die ook verwonderlijk op het water neerkeek.

      “Ze zeggen dat het water rood is door het bloed van alle slachtoffers.”

      Thor staarde in de diepte. Het water borrelde, en in de verte zag hij vreemde beesten die eventjes omhoog kwamen, om vervolgens weer onder te duiken. Geen van hen bleef lang genoeg boven om goed te kunnen bekijken, maar hij wilde zijn geluk niet op de proef stellen door dichterbij te komen.

      Thor keek gedesoriënteerd om zich heen en probeerde alles in zich op te nemen. Alles hier, aan deze kant van de regenmuur, leek alles zo vreemd, zo anders. Er hing een lichte rode mist in de lucht, die laag over het water hing. Hij tuurde naar de horizon en zag enkele kleine eilandjes liggen, als stapstenen aan de horizon.

      Er stak een sterk briesje op en Kolk blafte:

      “HIJS DE ZEILEN!”

      Thor en de andere jongens kwamen in actie. Ze grepen de touwen en hezen ze omhoog om de wind op te vangen. Al snel voelde hij hoe de wind hen voortbewoog. Thor voelde de boot sneller bewegen dat ooit, en ze voeren richting de eilanden. De boot schommelde op grote, rollende golven, die uit het niets leken te ontstaan, en zachtjes op en neer deinden.

      Thor liep naar de boeg, leunde tegen de reling en keek uit over de zee. Reece en O’Connor kwamen naast hem staan. Ze stonden zij aan zij, en Thor zag de eilanden snel dichterbij komen. De jongens stonden een tijdje zwijgend naast elkaar, en Thor genoot van het zachte briesje terwijl hij voelde hoe zijn lichaam zich langzaam begon te ontspannen.

      Toen realiseerde hij zich dat ze op een specifiek eiland afvoeren. Het werd groter, en Thor voelde een rilling toen hij besefte dat dit hun bestemming was.

      “Het Eiland van de Mist,” zei Reece vol ontzag.

      Verwonderd bestudeerde Thor het eiland. Het begon nu vorm te krijgen—het was rotsachtig en ruig, dor, en het strekte zich enkele mijlen in elke richting uit, lang en smal, in de vorm van een hoefijzer. Grote golven klotsten tegen de kust, en hij kon ze zelfs vanaf hier horen bulderen. Het schuim spoot alle kanten op terwijl de golven tegen de enorme rotsen aan sloegen. Achter de rotsen lag een smalle strook land, en daarachter een enorme klif die hoog de lucht in reikte. Thor zag niet hoe hun schip veilig aan zou kunnen meren.

      Wat de plek er nog vreemder uit deed zien, was de rode mist die over het hele eiland leek te hangen, als dauw die glom in de zon. Het gaf een onheilspellend gevoel. Thor voelde dat er iets onmenselijks was aan deze plek.

      “Ze zeggen dat het eiland al miljoenen jaren oud is,” zei O’Connor. “Het is ouder dan de Ring. Ouder zelfs dan het Rijk.”

      “Het behoort toe aan de draken,” voegde Elden toe, die naast Reece ging staan.

      Terwijl Thor toekeek, zag hij hoe de tweede zon plotseling zakte; binnen enkele momenten werd het van zonnig en licht naar bijna zonsondergang. De lucht kleurde rood en paars. Hij kon het niet geloven; hij had de zon nog nooit zo snel onder zien gaan. Hij vroeg zich af wat er nog meer anders zou zijn in dit deel van de wereld.

      “Woont er een draak op dit eiland?” vroeg Thor.

      Elden schudde zijn hoofd.

      “Nee. Ze zeggen dat er één vlakbij woont. Dat de rode mist ontstaat door zijn adem. Hij brengt de nacht door op een nabijgelegen eiland, en de wind draagt zijn adem en bedekt het eiland overdag.”

      Plotseling hoorde Thor een geluid; eerst klonk het als een zacht gerommel, als onweer, lang en luid genoeg om de boot te doen schommelen. Krohn, die nog steeds in zijn shirt zat, trok zijn kop naar beneden en jankte.

      Ze draaiden zich allemaal om. Thor keek uit over de zee; ergens aan de horizon meende hij de vage omtrek te zien van vlammen die aan de zonsondergang likten, en toen verdwenen in zwarte rook, als een kleine uitgebarsten vulkaan.

      “De Draak,” zei Reece. “We bevinden ons nu in zijn territorium.”

      Thor slikte.

      “Maar hoe kunnen we hier dan veilig zijn?” vroeg O’Connor.

      “Je bent nergens veilig,” klonk een stem.

      Thor draaide zich om en zag Kolk achter hen staan, zijn handen op zijn heupen, over hun schouders naar de horizon starend.

      “Dat is het punt van de Honderd, om elke dag geconfronteerd te worden met het risico om te sterven. Dit is geen oefening. De draak is dichtbij, en er is niets dat hem ervan kan weerhouden om aan te vallen. Dat zal hij waarschijnlijk niet doen, want hij bewaakt zijn schat op zijn eigen eiland, en draken laten hun schat liever niet onbewaakt achter. Maar je zult zijn gebrul horen, en ‘s nachts zul je zijn vlammen zien. En als we hem kwaad maken, wie weet wat er dan zou kunnen gebeuren.”

      Thor hoorde weer een laag gerommel, en zag wederom vlammen aan de horizon. Hij keek toe hoe ze dichter en dichter bij het eiland kwamen, en zag hoe de golven tegen de rotsen aan sloegen. Hij keek op naar de steile kliffen, een rotsachtige muur, en vroeg zich af hoe ze ooit naar de top moesten komen, naar het vlakke, droge land.

      “Maar ik zie nergens een plek voor een schip om aan te meren,” zei Thor.

      “Dat zou te makkelijk zijn geweest,” antwoordde Kolk.

      “Maar hoe komen we dan op het eiland?” vroeg O’Connor.

      Kolk keek naar beneden, en er verscheen een kwaadaardige grijns op zijn gezicht.

      “Zwemmend,” zei hij.

      Eventjes vroeg Thor zich af of hij een grapje maakte; maar toen hij de uitdrukking op zijn gezicht zag, wist hij dat dat niet het geval was.

      “Zwemmend?” herhaalde Reece verbijsterd.

      “Die wateren zitten vol met beesten!” zei Elden.

      “Oh, dat is nog wel het minste waar je je druk om hoeft te maken,” vervolgde Kolk. “Die stromingen zijn verraderlijk; die draaikolken trekken je zo naar beneden; die golven zullen je tegen die scherpe rotsen gooien; het water is heet; en als je het tot voorbij de rotsen haalt, zul je een manier moeten vinden om de kliffen te beklimmen en het droge land te bereiken. Als de zeewezens je niet eerst te pakken krijgen. Welkom bij je nieuwe thuis.”

      Thor stond daar met de anderen bij de reling, en keek neer op de schuimende zee. Het water klotste onder hem als een levend wezen, en de stroming leek met de seconde sterker te worden. De boot schommelde, en hij moest moeite doen om zijn balans te houden. Beneden hem raasde het water, een fel rood dat het bloed van de hel zelf leek te bevatten. En het ergste was nog, besefte Thor terwijl hij goed keek, was dat er elke paar meter een zeemonster op dook, boven de oppervlakte kwam, zijn lange tanden liet zien, en weer in de diepte verdween.

      Hun schip liet het anker zakken. Ze waren ver van de kust, en Thor slikte. Hij keek op naar de rotsen aan de voet van het eiland, en vroeg zich af hoe ze er in vredesnaam moesten komen. Het geluid van de golven leek elke seconde luider te worden, en ze moesten schreeuwen om zichzelf verstaanbaar te maken.

      Hij zag hoe een aantal kleine roeiboten

Скачать книгу