Een Lot Van Draken . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Lot Van Draken - Морган Райс страница 7
Gareth naderde het zwaard. Hij was er nu slechts enkele stappen van verwijderd, en hij voelde hoe hij trilde van binnen. Terwijl hij de zonnestraal binnenstapte was hij, ondanks het feit dat hij het zwaard al vele malen had aanschouwd, verbijsterd door hoe mooi het was. Hij was er nog nooit zo dichtbij geweest, en het veraste hem. Het was intens. Het had een lang, glimmend lemmet, gemaakt van een materiaal dat niemand kende, en het meest sierlijke gevest dat hij ooit had gezien, gebonden met een fijne, zijdeachtige doek, bekleed met allerlei juwelen en getooid met een valk. Hij nam nog een stap dichterbij en voelde de krachtige energie die van het zwaard af kwam. Het leek te pulseren. Hij kon nauwelijks ademen. Nog even en het zou in zijn hand liggen. Hoog boven zijn hoofd. Glimmend in het zonlicht, en iedereen zou het zien.
Hij, Gareth, de Geweldige.
Gareth strekte zijn arm en legde zijn rechterhand op het handvat. Langzaam sloot hij zijn vingers erom heen. Hij voelde elke juweel, alle contouren. Hij was geëlektrificeerd. Er ging een intense energie door zijn handpalm, door zijn arm, door zijn hele lichaam. Hij had nog nooit zoiets gevoeld. Dit was zijn moment. Dit was het moment.
Gareth wilde geen risico nemen: hij sloot tevens zijn andere hand om het handvat. Hij sloot zijn ogen, zijn ademhaling oppervlakkig.
Als het de goden pleziert, sta me dan toe dit zwaard op te tillen. Geef me een teken. Laat me zien dat ik Koning ben. Laat me zien dat ik voorbestemd ben om te heersen.
Gareth bad in stilte, wachten op een antwoord, op een teken, op het perfecte moment. Maar de seconden gingen voorbij, een volle tien seconden. Het hele koninkrijk keek toe, en hij hoorde niets.
Toen, plotseling, zag hij het gezicht van zijn vader dat dreigend op hem neerkeek.
Gareth opende zijn ogen in afschuw, en trachtte het beeld uit zijn gedachten te krijgen. Zijn hart bonsde, en hij had het gevoel dat het een slecht voorteken was.
Het was nu of nooit.
Gareth leunde naar voren en probeerde, met al zijn macht, het zwaard op te tillen. Hij gaf alles dat hij had, tot zijn hele lichaam trilde, stuiptrekkend bijna.
Het zwaard gaf niet mee. Het was alsof hij probeerde de hele planeet op te tillen.
Gareth probeerde het harder, harder, en harder. Uiteindelijk was hij zichtbaar aan het grommen.
Enkele momenten laten stortte hij ineen.
Het zwaard had geen centimeter bewogen.
Terwijl hij de grond raakte, snakte iedereen naar adem. Meerdere van zijn adviseurs haastten zich naar hem toe om te kijken of hij in orde was, en hij duwde hen gewelddadig aan de kant. Beschaamd krabbelde hij overeind en stond hij op.
Vernederd keek Gareth om zich heen, om te zien hoe zijn onderdanen hem nu zouden zien.
Ze hadden zich al omgedraaid en schuifelden de ruimte uit. Gareth zag de teleurstelling op hun gezichten. In hun ogen was hij slechts de zoveelste die gefaald had. Hij was niet de voorbestemde en uitverkoren MacGil. Hij was niets. Slechts een prins die zich de troon had toegeëigend.
Gareth brandde van schaamte. Hij had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld als op dat moment. Alles dat hij zich had voorgesteld, al sinds hij een kind was, was een leugen geweest. Een waanbeeld. Hij had geloofd in zijn eigen fabel.
En het verscheurde hem.
HOOFDSTUK ZES
Gareth ijsbeerde door zijn kamer. Zijn hoofd tolde. Hij was verbijsterd door zijn eigen falen om het zwaard op te tillen, en probeerde de gevolgen te verwerken. Hij voelde zich verdoofd. Hij kon nauwelijks geloven dat hij zo stom was geweest om te proberen het zwaard op te tillen, het Zwaard van het Lot, het zwaard dat geen MacGil ooit op had kunnen tillen. Waarom had hij gedacht dat hij beter zou zijn dan zijn voorvaderen? Waarom had hij aangenomen dat hij anders zou zijn?
Hij had het moeten weten. Hij had voorzichtig moeten zijn, hij had zichzelf nooit moeten overschatten. Hij had simpelweg tevreden moeten zijn met het feit dat hij zijn vaders troon had. Waarom had hij meer gewild?
Nu wisten al zijn onderdanen dat hij niet de Uitverkorene was; nu zou zijn heerschappij hierdoor getekend zijn; nu zouden ze misschien meer reden hebben om hem te verdenken voor de dood van zijn vader. Hij zag nu al dat iedereen met andere ogen naar hem keek, alsof hij een geest was, alsof ze zichzelf al voor aan het bereiden waren op de volgende koning.
Wat nog erger was, Gareth voelde zich voor het eerst in zijn leven onzeker over zichzelf. Hij had zijn hele leven zijn lotsbestemming duidelijk voor ogen gehad. Hij had zeker geweten dat hij voorbestemd was om zijn vader op te volgen, te heersen en het zwaard op te tillen. Zijn zelfverzekerdheid had een behoorlijke deuk opgelopen. Hij wist niets meer zeker.
Maar wat hij het ergste vond, was dat hij het beeld van zijn vaders gezicht maar voor zich bleef zien. Was dat zijn wraak?
“Bravo,” klonk een langzame, sardonische stem.
Gareth draaide zich met een ruk om, geschokt dat er nog iemand bij hem in zijn kamer was. Hij herkende de stem meteen; het was een stem waar hij door de jaren heen heel bekend mee was geworden, een stem die hij was gaan haten. Het was de stem van zijn vrouw.
Helena.
Daar stond ze, in een hoek van de kamer, hem observerend terwijl ze haar opium pijp rookte. Ze inhaleerde diep, hield de rook binnen, en liet die toen langzaam ontsnappen. Haar ogen waren rood, en hij kon zien dat ze al te lang had gerookt.
“Wat doe je hier?” vroeg hij.
“Dit is mijn bruidskamer,” antwoordde ze. “Ik kan hier alles doen wat ik wil. Ik ben je vrouw en je koningin. Vergeet dat niet. Ik heers net zo goed over dit koninkrijk als jij. En na je debacle vandaag, zou ik de term heersen erg losjes gebruiken.”
Gareths gezicht brandde rood. Helena had altijd een manier om hem op de laagste plek te raken, altijd op het verkeerde moment. Hij verachtte haar meer dan alle vrouwen in zijn leven. Hij kon nauwelijks bevatten dat hij had ingestemd met haar te trouwen.
“Is dat zo?” spoog Gareth. Hij draaide zich om en liep ziedend op haar af. “Je vergeet dat ik Koning ben, jij hoer, en ik zou je gevangen kunnen zetten, net als iedereen in mijn koninkrijk, of je nu mijn vrouw bent of niet.”
Ze lachte hem uit en snoof spottend.
“En dan?” beet ze. “Gaan je nieuwe onderdanen dan aan je seksualiteit twijfelen? Nee, dat betwijfel ik ten zeerste. Niet in de listige wereld van Gareth. Niet in het hoofd van de man die meer dan wie dan ook geeft om wat andere mensen van hem denken.”
Gareth stopte voor haar, en besefte dat ze dwars door hem heen keek. Het irriteerde hem tot op het bot. Hij begreep haar dreigement en besefte dat met haar in discussie gaan hem geen goed zou doen. Dus stond hij daar, zwijgend, wachtend, zijn vuisten gebald.
“Wat wil je?” zei hij langzaam, terwijl hij zichzelf ervan trachtte te weerhouden iets stoms te doen. “Je komt niet naar me toe tenzij je iets van me wilt.”