Voor Nu en Voor Altijd . Sophie Love
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Voor Nu en Voor Altijd - Sophie Love страница 7
“Nou, als je iets nodig hebt, kun je me gewoon bellen. Of je komt naar het tankstation waar ik werk. Het is bij de levensmiddelenwinkel. Je kunt het niet missen.”
“Dank je,” zei Emily weer, haar stem vol gemeende dankbaarheid.
Toen ze de luidruchtige motor niet meer kon horen, werd Emily weer omgeven door stilte, en ze voelde zich plotseling heel vredig. Er viel nu nog meer sneeuw en het maakte de wereld nog stiller dan stil.
Emily ging terug naar haar auto om haar spullen te pakken en waggelde over het pad met de zware koffer in haar armen en groeiende emoties in haar borstkas. Toen ze bij de voordeur stond, stopte ze even. Ze bekeek de bekende versleten deurknop en herinnerde zich hoe haar hand deze al honderden keren had omgedraaid. Misschien was het toch een goed idee geweest om hier te komen. Gek genoeg kon ze het niet helpen dat ze het gevoel had dat ze precies was waar ze hoorde te zijn.
*
Emily stond in de schimmige gang van het oude huis van haar vader. Het stof wervelde om haar heen. Terwijl ze over haar schouders wreef tegen de kou, besefte ze dat ze stomweg op warmte had gehoopt. Ze wist niet goed wat ze verwacht had. Had ze nou echt gedacht dat dit oude huis, na twintig jaar verwaarlozing, geheel verwarmd op haar zou wachten?
Ze probeerde de lichtknop, en er gebeurde niets.
Natuurlijk, bedacht ze zich. Hoe stom kon ze zijn? Had ze echt verwacht dat de elektriciteit zou werken?
Ze had er niet eens aan gedacht om een zaklantaarn mee te nemen. Ze berispte zichzelf. Ze was zoals gewoonlijk te haastig geweest en had niet de tijd genomen om goed te plannen.
Ze zette haar koffer neer en liep verder, de vloerplanken krakend onder haar voeten; ze haalde haar vingertoppen over het zwierige behang, zoals ze ook als klein meisje had gedaan. Ze kon zelfs de vlekken zien die ze door de jaren heen met deze beweging had gecreëerd. Ze kwam langs de trap, lang en breed, gemaakt van donker hout. Een deel van de trapleuning was er niet meer, maar dat kon haar niets schelen. Terug zijn in het huis voelde op een of andere manier ontzettend helend.
Uit gewoonte probeerde ze nog een lichtschakelaar, maar nog steeds was er geen licht. Toen kwam ze bij de deur aan het einde van de gang die naar de keuken leidde, en duwde deze open.
Ze snakte naar adem toen een stoot koude lucht haar raakte. Ze liep naar binnen, met haar voeten op de ijskoude marmeren vloer in de keuken.
Emily probeerde de kraan boven de gootsteen aan te zetten, maar er gebeurde niets. Ze beet in ontzetting op haar lip. Geen verwarming, geen elektriciteit, geen water. Wat had het huis nog meer voor haar in petto?
Ze liep door het huis, op zoek naar eventuele schakelaars of hendels die het water, de gastoevoer en de elektriciteit zouden kunnen regelen. In de kast onder de trap vond ze een zekeringendoos, maar toen ze de schakelaar omzette gebeurde er niets. Ze herinnerde zich dat de boiler in de kelder was, maar ze vond het niet echt een prettig idee om daar naar beneden te gaan zonder dat er licht was. Ze had een zaklamp of kaars nodig, maar ze wist dat ze geen van beiden zou vinden in dit verlaten huis. Voor de zekerheid keek ze in de keukenlades, maar daar zat alleen bestek in.
Emily begon zich paniekerig te voelen. Ze dwong zichzelf na te denken. Ze dacht terug aan de tijden die zij en haar familie in het huis hadden doorgebracht. Ze herinnerde zich hoe haar vader olie had laten komen om het huis te verwarmen in de wintermaanden. Haar moeder werd hier gek van omdat het zo duur was, en ze vond dat het verwarmen van een leeg huis geldverspilling was. Maar Emily’s vader had altijd gezegd dat het huis warm gehouden moest worden om de leidingen te beschermen.
Emily realiseerde zich dat ze olie moest laten komen als ze het huis wilde verwarmen. Maar zonder bereik op haar telefoon, had ze geen idee hoe ze dit moest regelen.
Opeens werd er op de deur geklopt. Het was zwaar, ritmisch, doordacht geklop, waarvan de echo’s door de lege gangen galmde.
Emily verstijfde en voelde een steek van angst. Wie zou dat kunnen zijn, op dit tijdstip, in die sneeuw?
Ze liep zachtjes de keuken uit, haar blote voeten over de planken in de gang. Ze hield haar hand boven de deurknop. Na een moment twijfel had ze genoeg moed verzameld en deed ze de deur open.
Voor haar stond een man in een geruite jas, zijn donkere haar vol sneeuwvlokken. Emily bedacht zich dat hij leek op een houthakker, of de jager uit Roodkapje. Meestal niet haar type, maar zijn koele blauwe ogen en de stoppels op zijn goed gevormde kin hadden een zekere schoonheid, en Emily was verrast door hoe sterk ze zich tot hem aangetrokken voelde.
“Kan ik u helpen?” vroeg ze.
De man bekeek haar aandachtig, alsof hij hoogte van haar probeerde te krijgen. “Ik ben Daniel,” zei hij. Hij stak zijn hand uit. Ze schudde hem, en stond even stil bij het gevoel van de ruwe huid van zijn handen. “Wie ben jij?”
“Emily,” antwoordde ze, zich plotseling bewust van het gevoel van haar eigen hartslag. “Mijn vader is de eigenaar van dit huis. Ik kom hier het weekend doorbrengen.”
Daniel keek haar nog indringender aan. “De huisbaas is hier al twintig jaar niet geweest. Heb je toestemming gekregen om hier zomaar langs te komen?”
Zijn toon was hard, een beetje vijandig, en Emily deinsde terug.
“Nee,” zei ze, ongemakkelijk omdat hij haar herinnerde aan de pijnlijkste ervaring van haar leven, de verdwijning van haar vader, en ze was verrast door hoe kortaf Daniel deed. “Maar ik mag van hem gaan en staan waar ik wil. Wat heb jij hiermee te maken?” Ze nam zijn toon over.
“Ik ben hier de opzichter,” antwoordde hij. “Ik woon in het koetshuis op het landgoed.”
“Je woont hier?” riep Emily uit, die het beeld van een vredig weekend in het oude huis van haar vader voor haar ogen in duigen zag vallen. “Maar ik wilde dit weekend alleen zijn.”
“Ja, nou, dat wilde ik ook liever,” antwoordde Daniel. “Ik ben het niet gewend dat mensen onaangekondigd langskomen.” Hij keek achterdochtig over haar schouder. “En knoeien met het pand.”
Emily deed haar armen over elkaar. “Waarom denk je dat ik geknoeid heb met het pand?”
Daniel haalde als antwoord één wenkbrauw op. “Nou, tenzij je hier het hele weekend in het donker en de kou wilt zitten, verwacht ik dat je ermee gaat knoeien. De boiler aan de praat wil krijgen. De leidingen aftappen. Dat soort dingen.”
Emily’s norsheid maakte plaats voor schaamte. Ze bloosde.
“Je hebt de boiler nog niet aan de praat gekregen, of wel?” antwoordde Daniel. Hij had een ironisch lachje op zijn lippen waar Emily aan zag dat hij haar situatie wel grappig vond.
“Ik heb de kans gewoon nog niet gehad,” zei ze op hooghartige toon, in een poging om niet te veel gezichtsverlies te lijden.
“Zal ik het je laten zien?” vroeg hij, bijna lui, alsof hij hier zijn hand niet voor zou omdraaien.
“Zou je dat willen doen?” vroeg Emily, tamelijk verrast en verward dat hij zijn hulp aanbood.
Hij stapte op de deurmat. Er vielen sneeuwvlokken van zijn jas, waardoor er een kleine sneeuwstorm ontstond in de gang.
“Ik doe het liever zelf dan dat jij iets breekt,” legde hij