De Roode Pimpernel. Emma Orczy

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу De Roode Pimpernel - Emma Orczy страница 6

De Roode Pimpernel - Emma Orczy

Скачать книгу

naar binnen.

      „Het souper; eindelijk!” riep lord Anthony vroolijk, terwijl hij galant de Comtesse zijn arm bood.

      „Mag ik de eer hebben?” zei hij deftig, haar naar tafel begeleidend.

      Wederom ontstond een algemeene opschudding in de gelagkamer: Mr. Hempseed en de meesten der boeren en visschers hadden het veld geruimd voor de hooge gasten, om hun pijpen elders uit te rooken. Alleen de twee vreemdelingen waren gebleven, kalm hun dominospel voortzettend en hun wijn slurpend, terwijl aan een andere tafel Sally’s uitverkorene, Harry Waite, met zenuwachtig ongeduld haar bedrijvigheid gadesloeg.

      Ze zag er allerliefst uit, en geen wonder, dat de jonge Franschman geen oogen van haar afhad. De burggraaf de Tournay telde nog geen negentien lentes, hij was een melkmuil, op wien de vreeselijke treurtooneelen in zijn vaderland weinig indruk hadden gemaakt. Hij was elegant, zelfs fatterig gekleed, en eenmaal veilig in Groot-Brittannië aangeland, scheen hij in de genoegens der Engelsche samenleving blijkbaar de gruwelen der Fransche Revolutie te willen vergeten.

      „Pardi, als dit is Engeland,” zei hij, voortgaande Sally met verliefde knipoogjes te begluren, „ben ik tevreden daarover.”

      Lord Anthony was reeds aangezeten aan het hoofd van den disch met de Comtesse aan zijn rechterzijde. Jellyband was druk bezig glazen te vullen en stoelen recht te zetten; Sally stond gereed om de soep te dienen.

      „Suzanne!” luidde het op bevelenden toon van de strenge Comtesse.

      Suzanne bloosde andermaal; ze had tijd en plaats vergeten, terwijl ze bij het vuur stond, het toelatend, dat de knappe jonge Engelschman zijn oogen op haar lief gezichtje gevestigd hield. De stem harer moeder bracht haar weer tot bewustzijn en met een onderdanig „Ja, Mama,” nam zij aan tafel plaats.

      VIERDE HOOFDSTUK.

      Het Verbond van de Roode Pimpernel

      Allen zagen ze er uit als een vroolijk, men kon zeggen een gelukkig gezelschap, zooals ze daar aan de tafel zaten. Sir Andrew Foulkes en Lord Anthony Dewhurst, twee typische edelgeboren en wel opgevoede Engelschen, met de aristokratische Fransche Comtesse en haar twee kinderen, die juist aan zulke gevaren waren ontsnapt en ten laatste een veilige schuilplaats hadden gevonden aan de gastvrije Engelsche kust.

      De twee vreemdelingen in den hoek hadden blijkbaar hun spel geëindigd. Een hunner was opgestaan, en met den rug naar het vroolijk gezelschap aan tafel gekeerd, trok hij langzaam zijn ruime overjas aan. Terwijl hij hiermee bezig was, liet hij een vluchtigen blik gaan over zijn omgeving. Ieder was met zijn buurman lachend en gekscherend aan het kouten. De vreemdeling mompelde nu: „Alles is in orde,” waarop zijn metgezel in een ommezien op zijn knieën gleed en geruischloos onder de eiken bank kroop. Met een overluid „Goedenavond!” verliet de vreemdeling kalm de gelagkamer.

      Niemand der aanzittenden had iets van deze zonderlinge en stille manoeuvre bemerkt.

      „Eindelijk zijn we dan alleen!” riep Lord Anthony joviaal uit.

      Toen stond de jonge Burggraaf de Tournay op, met het glas in de hand, en sprak in gebroken Engelsch:

      „Op de gezondheid van Zijne Majesteit George den Derde van Engeland! God zegene den Koning voor de gastvrijheid, die hij ons, armen bannelingen van Frankrijk, verleent!”

      „Zijne Majesteit de Koning!” herhaalden Lord Anthony en Sir Andrew, gezamenlijk bescheid doende op den toost.

      „Op de gezondheid van Zijne Majesteit Koning Lodewijk van Frankrijk!” voegde Sir Andrew er plechtig aan toe. „Moge God hem beschermen en hem doen zegepralen over zijn vijanden!”

      Iedereen was opgestaan en had in stilte den heildronk aanvaard.

      „En op het welzijn van den Graaf de Tournay de Basserive!” besloot Lord Anthony vroolijk.

      „Dat wij hem over eenige dagen welkom mogen heeten in Engeland!”

      „Ach, Mijnheer,” zei de Comtesse, terwijl zij met sidderende hand haar glas aan de lippen bracht, „ik durf nauwelijks hoop koesteren, dat dit zal gebeuren.”

      Reeds had Lord Anthony de soep uitgedeeld, en gedurende eenige oogenblikken hielden alle gesprekken op.

      „Mevrouw!” sprak Lord Anthony na een poos, „mijn dronk was geen ijdele waan. Nu ik uzelf, Mademoiselle Suzanne, uw dochter, en mijn vriend den Burggraaf, veilig in Engeland zie, moogt gij u toch gerust gevoelen omtrent het lot van Monsieur le Comte.”

      „Ach, Mijnheer,” hernam de Comtesse met een diepen zucht, „ik vertrouw op God—ik kan slechts bidden—en hopen....”

      „Welnu, Mevrouw!” bracht Sir Andrew Foulkes in het midden, „stel uw vertrouwen in ieder geval op God, maar geloof ook een weinig in uw Engelsche vrienden, die gezworen hebben, den Graaf veilig over het Kanaal te brengen, zooals zij het heden u hebben gedaan.”

      „Inderdaad, inderdaad, Mijnheer,” antwoordde zij, „ik stel het volste vertrouwen in u en uw vrienden. Uw naam, ik verzeker het u, heeft in gansch Frankrijk weerklank gevonden. De wijze, waarop sommigen mijner eigen vrienden ontsnapt zijn aan de klauwen van dat schrikwekkend revolutionnair tribunaal, was bijna een mirakel—en dat alles is gewrocht door u en uw vrienden—maar mijn echtgenoot, Mijnheer, verkeert in zulk een doodsgevaar—ik had hem nooit moeten verlaten… maar.... mijn twee kinderen.... ik werd geslingerd tusschen mijn plichtgevoel jegens hem en die twee. Zij weigerden zonder mij te gaan… en gij en uw vrienden hebt mij zoo plechtig verzekerd, dat mijn echtgenoot zou gered worden. Maar ach! nu ik hier ben—onder u—in dit schoone en vrije Engeland—nu denk ik aan hem, den vluchteling voor zijn leven.... hij verkeert in zulk een gevaar… Ach! Ik had hem niet moeten verlaten!…”

      De arme vrouw was totaal vernietigd; vermoeienis, zorg en emoties hadden haar strenge, aristokratische houding gebroken. Zij weende in stilte, terwijl Suzanne naar haar toesnelde en trachtte haar tranen weg te kussen.

      Lord Anthony en Sir Andrew hadden zich gewacht de Comtesse in de rede te vallen, terwijl deze aan het woord was. Geen twijfel, of zij hadden innig medelijden met haar;—maar in iedere eeuw en altijd, sedert Engeland geweest is, wat het ten huidigen dage nog is, heeft een Engelschman zich steeds eenigszins geschaamd over gevoeligheid en persoonlijke sympathie. Daarom deden beide jonge mannen er het zwijgen toe en poogden zij hun gevoel van meewarigheid te onderdrukken, terwijl ze er alleen in slaagden een zeer onnoozel gezicht te zetten.

      „Wat mij betreft, Mijnheer,” zei Suzanne plotseling, „ik ben overtuigd, dat u mijn goeden vader veilig naar Engeland zult brengen, zooals ge het ons hebt gedaan.”

      „Mademoiselle,” antwoordde Sir Andrew, „hoewel mijn leven tot uw dienst staat, ben ik slechts een nederig werktuig geweest in de handen van onzen grooten leider, die het plan voor ontsnapping heeft beraamd en tot uitvoering heeft gebracht.”

      Suzanna zag hem met bewondering aan.

      „Uw leider, Mijnheer?” vroeg de Comtesse met levendige belangstelling. „Ah! natuurlijk moet u een leider hebben gehad. Dat ik daaraan te voren ook niet heb gedacht! Maar zeg mij, waar deze zich bevindt Ik wil terstond tot hem gaan en hem mijn dank betuigen, voor alles, wat hij voor ons heeft gedaan.”

      „Helaas, Mevrouw,” zei Lord Anthony, „dat is onmogelijk.”

      „Onmogelijk?—Waarom?”

      „Omdat de Roode Pimpernel in het duister werkt en alleen zijn intieme vrienden weten wie hij is.”

      „De

Скачать книгу