Een Bewind Van Staal . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс страница 4
Ineens schreeuwde Reece het uit. Hij voelde hoe zijn vlees werd doorboord door metaal. Hij greep naar zijn arm en zag dat hij zojuist was geschampt door een pijl. Het was een kleine wond, maar het prikte.
Reece wierp een blik over zijn schouder en zag dat tientallen van Tirus’ mannen hun bogen tevoorschijn hadden gehaald. De pijlen vlogen hen nu om de oren.
Reece wist dat ze geen tijd meer hadden. Hij zag Stara aan zijn ene kant staan, Matus en Srog aan de andere. Ze waren allemaal doodsbang voor de val. Hij greep Stara’s hand. Het was nu of nooit.
Ze wisten alle vier wat er moest gebeuren. Zonder nog een woord te wisselen sprongen ze. Ze schreeuwden het uit terwijl ze door de verblindende regen en wind naar beneden sprongen, en Reece vroeg zich af of hij niet van de ene dood naar de andere sprong.
HOOFDSTUK TWEE
Godfrey hief met trillende handen zijn boog, leunde over de rand van de borstwering, en mikte. Hij wilde een doel kiezen en meteen vuren—maar het zicht deed hem verstijven. Hij zag een goedgetraind leger van duizenden McCloud soldaten over het landschap spoelen, richting de poorten van het Koninklijk Hof. Tientallen van hen renden naar voren met een ijzeren stormram, en beukten hem keer op keer tegen het ijzeren valhek aan. De muren trilden.
Godfrey verloor zijn balans terwijl hij vuurde, en de pijl zeilde onschuldig door de lucht. Hij greep een andere pijl en spande met een bonzend hart zijn boog. Hij wist zeker dat hij hier vandaag zou sterven. Hij leunde over de rand, maar voor hij kon vuren, werd zijn ijzeren helm met een luid gekletter geraakt door een steen.
Godfrey viel achterover, en zijn pijl schoot recht de lucht in. Hij rukte zijn helm af en wreef over zijn pijnlijke hoofd. Hij had nooit gedacht dat een steen zoveel pijn kon doen; het ijzer leek tot in zijn schedel door te trillen.
Godfrey vroeg zich af hoe hij in deze situatie terecht was gekomen. Goed, hij was heldhaftig geweest, en hij had geholpen door de hele stad op de komst van de McClouds te attenderen. Daardoor had hij kostbare tijd gewonnen. Hij had misschien zelfs wat levens gered. In ieder geval dat van zijn zus.
Maar nu was hij hier, met nog slechts een paar overgebleven soldaten, geen van hen Zilveren, geen van hen ridders, en nu moest hij deze geëvacueerde stad tegen een heel leger McCloud soldaten verdedigen. Dit soldatenleven was niets voor hem.
Er klonk een luide klap, en Godfrey wankelde op zijn benen terwijl het ijzeren valhek werd open geramd.
Er stroomden duizenden mannen door de open stadspoorten naar binnen, schreeuwend, belust op bloed. Terwijl hij op de borstwering zat, wist Godfrey dat het slechts een kwestie van tijd was tot ze hierboven zouden komen, tot hij zou moeten vechten tot zijn dood. Was dit wat het betekende om een soldaat te zijn? Was dit wat het betekende om dapper en onbevreesd te zijn? Om te sterven, zodat anderen konden leven? Nu hij de dood in de ogen keek, wist hij niet zo zeker meer of dit wel een goed idee was. Het was geweldig om een soldaat te zijn, om een held te zijn; maar leven was beter.
Terwijl Godfrey overwoog om te stoppen, om er vandoor te gaan en zich ergens te verstoppen, stormden ineens een aantal McClouds de borstweringen op. Godfrey zag hoe één van de andere soldaten werd neergestoken en kreunend op zijn knieën viel.
En toen gebeurde het. Ondanks zijn rationele denken, ondanks het feit dat hij geen soldaat wilde zijn, knapte er iets in hem. Iets dat hij niet kon controleren. Er was iets in Godfrey dat het niet kon verdragen om anderen te zien lijden. Voor zichzelf kon hij de moed niet opbrengen; maar als hij zag dat zijn medemens in de problemen zat, dan werd hij overvallen door een bepaalde roekeloosheid. Misschien zelfs wel een soort ridderschap.
Godfrey reageerde zonder na te denken. Hij greep een lange spies en stormde op de McClouds af die één voor één de borstwering op kwamen rennen. Hij schreeuwde en dreef het lange metalen mes door de borst van de eerste man heen. Godfrey bleef door rennen en gebruikte zijn gewicht om hen allemaal naar achteren te drijven.
Tot zijn eigen verbazing lukte het hem. Hij dreef de mannen terug de stenen wenteltrap op, weg van de borstweringen, en wist in zijn eentje te voorkomen dat de McClouds de borstweringen bestormden.
Godfrey liet stomverbaasd de spies vallen. Hij wist niet wat hem overkwam. Ook zijn medestrijders keken verbaasd, alsof ze niet hadden gedacht dat hij het in zich had.
Terwijl Godfrey zich afvroeg wat hij nu moest doen, werd die beslissing voor hem gemaakt. Hij zag iets bewegen vanuit zijn ooghoek. Hij draaide zich om en zag nog een tiental McClouds op hem afstormen, vanaf de andere kant van de borstweringen.
Voor Godfrey iets kon doen had de eerste soldaat hem al bereikt. Hij had een enorme strijdhamer en haalde uit naar Godfrey’s hoofd. Godfrey besefte dat de klap zijn schedel zou verpletteren.
Godfrey dook uit de weg—één van de weinige dingen waarvan hij wist dat hij er goed in was—en de hamer zwaaide over zijn hoofd heen. Godfrey bracht zijn schouder omlaag, viel de soldaat aan en tackelde hem.
Godfrey dreef hem terug, steeds verder naar achteren, naar de rand van de borstweringen. Ze vochten man tegen man en grepen naar elkaars keel. Deze man was sterk, maar dat was Godfrey ook; het was één van de weinige dingen waar hij in zijn leven mee gezegend was.
De twee vochten tot ze ineens allebei over de rand vielen.
Ze stortten door de lucht terwijl ze elkaar vastgrepen en vielen een goede vijf meter naar beneden. Godfrey draaide in de lucht, hopend dat de soldaat zijn val zou breken in plaats van andersom. Hij wist dat het gewicht van de man, en zijn wapenrusting, hem zou verpletteren.
Godfrey wist op het laatste moment te draaien, en de soldaat kreunde terwijl Godfreys gewicht hem verpletterde. Hij raakte bewusteloos.
Maar de val eiste ook van Godfrey zijn tol; hij stootte zijn hoofd, en terwijl hij van de man afrolde, deden alle botten in zijn lichaam pijn. Godfrey lag daar naast zijn vijand, en alles om hem heen begon te draaien. Het laatste dat hij zag toen hij opkeek was een leger van McClouds dat het Koninklijk Hof binnenstroomde.
*
Elden stond op het trainingsveld van de Krijgsmacht, samen met Conven en O’Connor, en keek naar de nieuwe rekruten die Thor voor hen had achtergelaten. Elden keek met een getraind oog toe hoe de jongens over het veld galoppeerden en hun best deden om over kuilen heen te springen en tegelijkertijd speren door hangende doelwitten te werpen. Sommige jongens haalden de sprongen niet, en vielen met hun paarden in de kuilen; anderen haalden de sprongen wel maar misten de doelwitten.
Elden schudde zijn hoofd en dacht terug aan hoe hij was toen hij net bij de Krijgsmacht was gekomen. Hij trachtte bemoediging te halen uit het feit dat de jongens de afgelopen dagen al flink vooruit waren gegaan. Maar de jongens waren nog altijd ver verwijderd van de geharde krijgers die ze moesten zijn voor hij hen bij de Krijgsmacht kon accepteren. Hij had de lat hoog gelegd, voornamelijk omdat hij de verantwoordelijkheid had om Thorgrin en de anderen trots te maken; ook Conven en O’Connor zouden niet met minder genoegen nemen.
“Heer, er is nieuws.”
Elden