Een Bewind Van Staal . Морган Райс
Чтение книги онлайн.
Читать онлайн книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс страница 8
“Niets, mijn heer,” zei ze.
Ze nestelde zich weer in zijn armen en trachtte zichzelf te vertellen dat alles goed was. Maar diep van wist ze dat het tegenovergestelde waar was.
*
Erec werd wakker en voelde het schip langzaam op en neer deinen. Hij wist onmiddellijk dat er iets mis was. Het was de krijger in hem, het deel van hem dat hem altijd waarschuwde vlak voor er iets ergs gebeurde. Hij had altijd een zesde zintuig gehad, al sinds hij een jongen was.
Hij ging rechtop zitten, alert, en keek om zich heen. Hij draaide zich om en zag Alistair naast hem liggen, diep in slaap. Het was nog donker, en de boot deinde zachtjes op de golven, maar toch wist hij dat er iets mis was. Hij keek weer om zich heen, maar kon niets vreemds ontdekken.
Wat gevaar kon er hier, in de middle of nowhere, op de loer liggen, vroeg hij zich af? Was het slechts een droom?
Erec, die op zijn instinct vertrouwde, reikte naar beneden om zijn zwaard te pakken. Maar voor hij het heft raakte, voelde hij ineens hoe er een zwaar net over hem heen viel. Het was gemaakt van het zwaarste touw dat hij ooit had gevoeld, bijna zwaar genoeg om iemand te verpletteren, en het viel helemaal over hem heen.
Voor hij kon reageren, voelde hij hoe hij de lucht in werd getild. Hij zat als een wild dier gevangen in het net, de touwen zo strak om hem heen dat hij niet eens kon bewegen. Zijn schouders en armen en polsen en voeten werden strak tegen elkaar aan gedrukt. Hij werd steeds hoger en hoger getild, tot hij een goede zes meter boven het dek bungelde.
Erecs hart ging hevig tekeer terwijl hij probeerde te begrijpen wat er aan de hand was. Hij keek naar beneden en zag Alistair onder zich, die net wakker werd.
“Alistair!” riep Erec uit.
Ze keek om zich heen, en toen ze eindelijk op keek en hem zag, betrok haar gezicht.
“EREC!” riep ze.
Erec kon slechts toekijken hoe enkele tientallen bemanningsleden met fakkels op haar afkwamen. Ze hadden een groteske grijns op hun gezicht en een kwade blik in hun ogen.
“Het is hoog tijd dat hij haar met ons deelt,” zei één van hen.
“Ik ga deze prinses leren wat het betekent om met een zeeman te leven!” zei een ander.
De groep barstte in lachen uit.
“Na mij,” zei een ander.
“Niet voor ik mijn deel heb gehad,” zei een ander.
Erec probeerde met alles dat hij had om vrij te breken terwijl ze op haar afkwamen. Maar het had geen zin. Zijn schouders en armen zaten zo strak vast, hij kon er geen beweging in krijgen.
“ALISTAIR!” schreeuwde hij wanhopig.
Hij kon niets anders doen dan hulpeloos toekijken.
Drie zeemannen besprongen Alistair van achteren; Alistair schreeuwde het uit terwijl ze haar overeind trokken. Ze scheurden haar shirt en trokken haar armen achter haar rug. Ze hielden haar stevig vast terwijl er nog meer zeemannen aan kwamen lopen.
Erec zocht naar een teken van de kapitein; hij zag hem vanaf het bovenste dek toekijken.
“Kapitein!” schreeuwde Erec. “Dit is jouw schip. Doe iets!”
De kapitein keek hem aan, en draaide zich toen om, alsof hij het niet wilde zien.
Erec keek wanhopig toe terwijl één van de mannen een mes trok en hem tegen Alistairs keel hield. Alistair schreeuwde het uit.
“NEE!” schreeuwde Erec.
Het was alsof er zich een nachtmerrie onder hem ontvouwde—en er was niets dat hij kon doen.
HOOFDSTUK VIJF
Thorgrin stond tegenover Andronicus op het slagveld, omgeven door dode soldaten. Hij hief zijn zwaard en bracht hem neer naar Andronicus’ borst; Andronicus liet zijn wapens vallen, glimlachte breed, en wilde hem omhelzen.
Mijn zoon.
Thor probeerde zichzelf te stoppen, maar het was al te laat. Zijn zwaard sneed dwars door zijn vader heen, en terwijl Andronicus door tweeën werd gespleten, werd Thor overspoeld door verdriet.
Thor knipperde met zijn ogen, en liep hand in hand met Gwen naar het altaar. Hij besefte dat het hun bruiloft was. Ze liepen richting een bloedrode zon, en terwijl Thor om zich heen keek, zag hij dat alle stoelen leeg waren. Hij draaide zich om naar Gwen, en terwijl ze hem aanstaarde zag hij haar huid uitdrogen. Ze werd een skelet, en viel in zijn hand uiteen, tot er niets meer van haar over was behalve een hoopje as aan zijn voeten.
Thor stond ineens voor zijn moeders kasteel. Op de één of andere manier was hij de loopbrug overgestoken, en hij stond voor de immens grote, gouden dubbele deuren, die drie keer zo hoog waren als hij zelf. Er was geen deurknop, en hij begon op de deuren te slaan, tot zijn handpalmen begonnen te bloeden. Het geluid galmde door de leegte. Maar er kwam geen antwoord.
Thor gooide zijn hoofd achterover.
“Moeder!” schreeuwde hij.
Thor liet zich op zijn knieën vallen, en op dat moment veranderde de grond in modder. Thor gleed van de klif af, zwaaiend met zijn armen. Hij gleed tientallen meters naar beneden, op de kolkende oceaan af. Hij strekte zijn armen uit naar de hemel en zag zijn moeders kasteel uit het zicht verdwijnen. Hij gilde.
Thor opende zijn ogen, buiten adem. De wind streek langs zijn gezicht, en hij keek om zich heen terwijl hij erachter probeerde te komen waar hij was. Hij keek naar beneden en zag een oceaan onder zich voorbij glijden. Hij keek op en zag dat hij iets ruws vasthield, en toen hij het gefladder van vleugels hoorde, besefte hij dat het Mycoples was. Zijn handen waren koud van de nachtlucht, zijn gezicht gevoelloos van de zeewind. Mycoples vloog met grote snelheid, en Thor realiseerde zich dat hij in slaap was gevallen. Ze vlogen nog steeds, zoals ze al dagen hadden gedaan. De nachtelijke hemel was gevuld met een miljoen twinkelende rode sterren.
Thor haalde diep adem en veegde zijn bezwete voorhoofd af. Hij had zichzelf beloofd om alert te blijven, maar ze hadden al zoveel dagen gevlogen, op weg naar het Land van de Druïden, dat hij zich niet tegen de slaap had kunnen verzetten. Gelukkig had Mycoples geweten dat hij sliep, en ze was gestaag doorgevlogen, terwijl ze ervoor had gezorgd dat hij niet van haar rug af viel. Het was alsof ze één waren. Hoe erg Thor de Ring ook miste, hij was in elk geval dolblij om weer bij zijn oude vriendin te zijn; hij kon voelen dat zij ook blij was om bij hem te zijn. Hij wist dat Mycoples hem nooit iets zou laten overkomen—en dat was wederzijds.
Thor keek naar beneden en bestudeerde de schuimende, lichtgevende groene wateren; dit was een vreemde, exotische zee, een zee die hij nog niet eerder had gezien. Ze bleven naar het noorden vliegen en volgden de pijl op het reliek dat hij in zijn thuisstad had gevonden. Thor voelde dat ze steeds dichter bij zijn moeder kwamen, bij haar land, het land van de Druïden. Hij kon het voelen.
Thor hoopte maar dat de pijl accuraat was. Diep van binnen wist hij dat dat het geval was. Hij kon met elke vezel in zijn lichaam voelen dat hij hem dichter bij zijn moeder bracht, bij zijn lotsbestemming.
Thor