Een Bewind Van Staal . Морган Райс

Чтение книги онлайн.

Читать онлайн книгу Een Bewind Van Staal - Морган Райс страница 7

Een Bewind Van Staal  - Морган Райс De Tovenaarsring

Скачать книгу

de golven deinde. Ze keek gefascineerd op naar de miljoenen rode sterren die als een deken over de nachtelijke hemel lagen, glinsterend in de verte; het warme zeebriesje streelde haar, en maakte haar slaperig. Ze voelde zich tevreden. Nu ze hier was, samen met Erec, voelde ze vrede; hier, in dit deel van de wereld, op deze uitgestrekte oceaan, voelde het alsof alle problemen in de wereld niet meer bestonden. Ze waren uit elkaar gehouden door oneindig veel obstakels, en nu kwamen haar dromen eindelijk uit. Ze waren samen, en er zou niets meer tussen hen in komen. Ze waren onderweg naar zijn eilanden, naar zijn thuisland, en als ze daar zouden arriveren, zou ze met hem trouwen. Ze wilde niets liever.

      Erec trok haar dicht naar zich toe, en ze kroop tegen hem aan terwijl ze opkeken naar de sterrenhemel en de zachte oceaanmist over hen heen spoelde. Ze voelde haar ogen zwaar worden.

      Terwijl ze naar de open hemel keek, dacht ze aan hoe groot de wereld was; ze dacht aan haar broer, Thorgrin, en ze vroeg zich af waar hij nu was. Ze wist dat hij onderweg was om hun moeder te zien. Zou hij haar vinden? Wat voor vrouw zou ze zijn? Bestond ze wel echt?

      Een deel van Alistair wilde met hem mee, zodat ze ook hun moeder kon ontmoeten; en een ander deel van haar miste de Ring, en wilde weer terug zijn op bekend terrein. Maar bovenal was ze opgewonden; opgewonden om samen met Erec een nieuw leven te beginnen, op een nieuwe plek, in een nieuw deel van de wereld. Ze wilde zijn mensen ontmoeten en zien hoe zijn thuisland eruit zag. Wie leefden er op de Zuidelijke Eilanden? vroeg ze zich af. Hoe waren zijn mensen? Zou zijn familie haar accepteren? Zouden ze haar verwelkomen, of zouden ze zich door haar bedreigd voelen? Zouden ze blij zijn dat ze zouden trouwen? Of hadden ze liever dat Erec met iemand van hun eigen volk trouwde?

      Waar ze zich nog het meest zorgen om maakte, was wat ze van haar zouden denken zodra ze erachter kwamen wat voor krachten ze had. Wat zouden ze doen als ze erachter kwamen dat ze een Druïde was? Zouden ze haar als een freak zien, een buitenstaander, net als de rest?

      “Vertel me weer over uw volk,” zei Alistair tegen Erec.

      Hij keek haar aan, en keek toen weer op naar de hemel.

      “Wat wilt u weten?”

      “Vertel me over uw familie,” zei ze.

      Erec dacht een tijdje zwijgend na. Toen sprak hij:

      “Mijn vader is een geweldige man. Hij is al koning van ons volk sinds hij net zo oud was als ik nu ben. Zijn naderende dood zal ons eiland voorgoed veranderen.”

      “En heeft u nog meer familie?”

      Erec aarzelde, en knikte toen.

      “Ja. Ik heb een zus… en een broer.” Hij aarzelde. “Mijn zus en ik, we hadden een hechte band toen we opgroeiden. Maar ik moet u waarschuwen, ze is erg territoriaal en snel jaloers. Ze vertrouwt buitenstaanders niet, en ze vindt het maar niets als er nieuwe mensen bij de familie komen. En mijn broer…” Erec dwaalde af.

      Alistair bleef aandringen.

      “Wat?”

      “Een betere vechter zult u niet ontmoeten. Maar hij is mijn jongere broertje, en hij wilde altijd de strijd met me aan gaan. Ik beschouwde hem altijd als mijn broertje, en hij heeft mij altijd als een tegenstander beschouwd, als iemand die hem in de weg stond. Ik weet niet waarom. Zo is het gewoon. Ik wou dat we een betere band met elkaar hadden.”

      Alistair keek hem verrast aan. Ze kon niet begrijpen hoe iemand niet van Erec kon houden.

      “Is het nog steeds zo?” vroeg ze.

      Erec haalde zijn schouders op.

      “Ik heb ze niet meer gezien sinds ik een kind was. Dit is de eerste keer dat ik terugkeer naar mijn thuisland; er zijn bijna dertig zonnecycli voorbij gegaan. Ik weet niet wat ik moet verwachten. Ik ben nu een product van de Ring. Maar als mijn vader sterft… ik ben de oudste. Mijn mensen verwachten van me dat ik de troon overneem.”

      Alistair zweeg even. Ze wilde niet opdringerig zijn.

      “En wilt u dat?”

      Erec haalde zijn schouders op.

      “Het is niet iets waar ik naar verlang. Maar als mijn vader het wenst… dan kan ik geen nee zeggen.”

      Alistair bekeek hem aandachtig.

      “U houdt heel veel van hem.”

      Erec knikte, en ze zag zijn ogen glinsteren in het licht van de sterren.

      “Ik hoop alleen dat ons schip arriveert voor hij sterft.”

      Alistair dacht na over zijn woorden.

      “En uw moeder?” vroeg ze. “Zal ze mij mogen?”

      Erec glimlachte breed.

      “Als een dochter,” zei hij. “Want ze zal zien hoeveel ik om u geef.”

      Ze kusten, en Alistair liet haar vingers in die van Erec glijden terwijl ze weer opkeek naar de sterrenhemel.

      “Onthoud dit, mijn vrouwe. Ik hou van u. Van u boven alles. Dat is het enige dat ertoe doet. Mijn mensen zullen ons de mooiste bruiloft schenken die de Zuidelijke Eilanden ooit hebben meegemaakt; ze zullen overladen met festiviteiten. En ze zullen allemaal van u houden.”

      Alistair hield Erecs hand stevig vast, en keek naar de sterren. Ze twijfelde niet aan zijn liefde voor haar, maar ze twijfelde aan zijn mensen, de mensen die hij zelf nauwelijks kende. Zouden ze haar echt omarmen, zoals hij dacht? Ze was er niet zo zeker van.

      Ineens hoorde Alistair zware voetstappen. Ze keek om en zag een bemanningslid naar de reling lopen en een grote vis overboord gooien. Er klonk een zachte plons, gevolgd door gespetter, terwijl een andere vis omhoog sprong en de eerste vis opat.

      Er rees een afschuwelijk geluid uit het water op, als een gekreun of een gehuil, gevolgd door meer geplons.

      Alistair wierp een blik op de zeeman. Hij was een onsmakelijk figuur, ongeschoren, gekleed in vodden, en hij miste flink wat tanden. Hij leunde over de rand en grijnsde breed. Hij draaide zich om en keek haar recht aan, zijn gezicht grotesk in het licht van de sterren. Alistair kreeg een onbehaaglijk gevoel.

      “Wat heb je overboord gegooid?” vroeg Erec.

      “De maag van een simka vis,” antwoordde hij.

      “Maar waarom?”

      “Het is vergif,” antwoordde hij grijnzend. “Elke vis die het opeet sterft ter plekke.”

      Alistair keek hem vol afschuw aan.

      “Maar waarom zou je de vissen willen doden?”

      De man grijnsde nog breder.

      “Ik vind het leuk om ze te zien sterven. Ik vind het leuk om ze te horen schreeuwen, en ik vind het leuk om ze te zien drijven, met hun buik omhoog. Het is leuk.”

      De man draaide zich om en liep langzaam terug naar de rest van de crew. Terwijl Alistair hem nakeek, voelde ze haar maag samentrekken.

      “Wat is er?” vroeg Erec.

      Alistair keek weg en schudde haar hoofd en probeerde

Скачать книгу